Vorige week presenteerde de commissie-Bakker haar advies over de verhoging van de arbeidsparticipatie, Naar een toekomst die werkt. Vorige week schreef ik over de voorstellen om het ontslagrecht te verbeteren en werknemers en werkgevers aan te sporen meer te investeren in menselijke kapitaal.
Maar Bakker, de TNT-topman, heeft zich hier met zijn kompanen bepaald niet toe beperkt –- het advies strekt zich zelfs uit naar de toekomstige ordening van de huizenmarkt.
Een van de andere aardige voorstellen is het stapsgewijs verhogen van de pensioenleeftijd. Nu geldt 65 jaar als harde grens, maar Bakker stelt voor hier in de periode 2016-2051 jaarlijks een maand bovenop te doen, zodat in de tweede helft van deze eeuw 68 jaar de spilleeftijd is geworden. Dit voorstel is eenduidig; voor elke burger makkelijk te begrijpen (wat van veel fiscale hoogvliegerij niet gezegd kan worden); heerlijk geleidelijk in z’n invoering (waardoor schoksgewijze verandering voorkomen wordt); en, omdat we niet alleen steeds ouder worden maar ook nog in een steeds betere gezondheid, is het bovendien redelijk.
Juist daarom is het interessant wat het Centraal Planbureau (CPB) hierover op te merken heeft. Dat schreef voor Bakker de notitie Effecten van participatiebeleid, waarin wordt ingegaan op de effecten van zo’n stapsgewijze verhoging van de pensioenleeftijd.
Het belangrijkste is volgens het CPB het sociaal-culturele effect: de ‘norm’ voor pensionering verschuift. De financiële prikkels die van ophoging van de pensioenleeftijd uitgaan, hebben volgens de rekenmeesters niet veel gevolgen; de maatregel moet het hebben van zijn normstelling.
Over de omvang van de effecten is eigenlijk nog weinig met grote stelligheid te zeggen. In een paar landen is men met het opschuiven van de pensioenleeftijd begonnen, of is de maatregel aangekondigd, maar veel data zijn nog niet beschikbaar. Het CPB rekent daarom drie scenario’s uit, waarvan het middelste aansluit bij de ervaringen in de VS. Daar is het effect op het arbeidsmarktgedrag 50 procent, dat wil zeggen: voor elke twee maanden dat de pensioenleeftijd wordt opgeschoven, stijgt de feitelijke uittreedleeftijd met één maand.
In de alternatieve scenario’s rekent het CPB met 25 procent respectievelijk 75 procent. Zo krijgen we wat gevoel voor de orde van grootte van de gevolgen.
Door de uittreedleeftijd te verhogen, treden (vooral) vier effecten op.
Ten eerste: er vinden besparingen plaats op de AOW-uitkeringen. Ten tweede: de uitgaven aan andere uitkeringen (WW, arbeidsongeschiktheid, Bijstand) worden hoger, doordat deze langer doorlopen. Ten derde: de collectieve (en fiscaal gesubsidieerde) pensioenbesparingen worden kleiner, terwijl de particuliere besparingen ten behoeve van pensioen juist zullen toenemen. Immers: wie vroeger met pensioen wil dan de ‘nieuwe norm’, zal daarvoor zelf financiële voorzieningen moeten treffen. Ten vierde: de werkgelegenheid neemt toe.
De resultaten van deze som vallen niet tegen. In het middelste scenario verruimt het arbeidsaanbod fors, neemt de werkgelegenheid toe met 1,6 procent (uitgaande van grofweg 7 miljoen werkenden zijn dat dus ruim 110 duizend banen) en verbetert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën met een klein procent. In de 25- en 75-procents-scenario’s zijn vooral de effecten op het arbeidsaanbod en de werkgelegenheid respectievelijk groter. Het effect op de houdbaarheid is daarentegen tamelijk stabiel: grofweg een procent van het nationaal inkomen.
Is dat veel? Ja, dat is best veel. Met deze ene maatregel verbeteren de openbare financiën sterker dan met het complete beleid van het huidige kabinet als dat in 2011 is uitgeregeerd.
Is er iets tegen? Het enige tegenargument dat ik kan verzinnen, gaat over de verdeling van arbeidsjaren over verschillende groepen. Lageropgeleiden komen eerder van school en beginnen vroeger met werken dan hogeropgeleiden. Ze doen ook vaker fysiek zwaar werk en hebben een kortere levensverwachting. Dit zou kunnen pleiten voor differentiatie van de norm voor de pensioneringsleeftijd. De vraag is of dat ook praktisch uitvoerbaar is.
Maar het is geen valide argument tegen verhoging van de pensioenleeftijd. Immers: als er sprake is van een onrechtvaardige verdeling van pensioenjaren, dan geldt die nu ook: 65 of 68 jaar – één norm is één norm. Wel zou de stapsgewijze verhoging aangegrepen kunnen worden om, als dat uitvoerbaar blijkt, differentiatie aan te brengen.
Het kabinet heeft gisteren een eerste reactie gegeven op het rapport van Bakker cum suis. Ik hoop maar dat het een verstandige was. Oordeel zelf, elders in de krant, want ik ben een paar weken met vakantie.
zondag 29 juni 2008
Nieuwe overschrijding van de spilindex in zicht
Geheel onverwacht is de Belgische inflatie in juni versneld i.p.v. vertraagd. Het indexcijfer van de consumptieprijzen is gestegen met 5,80 procent op jaarbasis. De mededeling van de FOD Economie vindt u hier. De website over de evolutie van de index vindt u hier.
Zo goed als zeker wordt de spilindex voor de ambtenarenlonen en voor de sociale uitkeringen binnenkort dus voor de derde keer in korte tijd overschreden. Dat zal opnieuw repercussies hebben op de lonen in paritaire comités die geen all-in akkoorden hebben.
Zo goed als zeker wordt de spilindex voor de ambtenarenlonen en voor de sociale uitkeringen binnenkort dus voor de derde keer in korte tijd overschreden. Dat zal opnieuw repercussies hebben op de lonen in paritaire comités die geen all-in akkoorden hebben.
ABP tweede aandeelhouder Fortis
Fortis plaatste donderdag 150 miljoen nieuwe aandelen aan 10 euro per stuk. Dat kwam neer op een korting van 20,95 procent tegenover de slotkoers van woensdag. Naast institutionelen en hefboomfondsen tekende ook het pensioenfonds ABP in. Een woord- voerder van ABP verklaarde gisteren dat het pensioenfonds een derde (50 miljoen) van de aangeboden aandelen had gekocht. Tegen 10 euro per stuk komt dat neer op 500 miljoen euro.
ABP is het pensioenfonds voor werkgevers en werknemers in de Nederlandse overheids- en onderwijssector. Met een beheerd actief van 217 miljard euro is het een van 's werelds grootste pensioenfondsen. 'ABP is een solide aandeelhouder die voorzichtig investeert en zich zelden tot nooit activistisch opstelt', zegt een waarnemer.
Libië
De Tijd vernam dat ook het Libische staatsfonds LIA donderdag in Fortis investeerde. De investering zou veel beperkter zijn dan die van ABP. Het mankeert LIA niet aan middelen. Het fonds heeft 40 miljard dollar (25,4 miljard euro) activa onder beheer. Het werd eind 2006 opgericht om de winsten uit de olieverkoop te beleggen.
Dankzij de versoepeling van de sancties tegen Libië kan het Noord-Afrikaanse land zijn activa gemakkelijker beleggen. LIA controleert onder meer de Italiaanse oliegroep Tamoil en investeerde onlangs in de First Energy Bank.
Kerimov
Ping An, Fortis' grootste aandeelhouder (4,99%), kocht naar eigen zeggen 5 procent van de aangeboden aandelen om zijn belang niet te laten verwateren. Eerder dit jaar circuleerde het gerucht dat de Russische miljardair Suleiman Kerimov Fortis-aandelen aan het kopen was. 'Dat laatste was een gerucht, maar het is waarschijnlijk de werkelijkheid ook', zegt Fortis-voorzitter Maurice Lippens. Of Kerimov er inderdaad bezit of van de kapitaalverhoging van donderdag gebruikmaakte om in te stappen, is niet bekend.
vrijdag 27 juni 2008
Wat is je netto pensioen? Drie minuutjes en je weet het!
Vanaf deze maand kunnen bezoekers op de site www. Pensioenkijker.nl berekenen wat zij netto aan pensioen krijgen. Ook kan becijferd worden wat de gevolgen zijn van eerder stoppen met werken.
Met ingang van de maand juni is er op de site www.pensioenkijker.nl een nieuwe pensioenplanner. Aan de hand van uw pensioenoverzicht kunt u gemakkelijk uitrekenen wat uw netto pensioen zal zijn.
‘Dat is belangrijk omdat de meeste mensen geen idee hebben hoeveel ze netto overhouden van hun pensioen’, aldus Elske ter Veld, voorzitter van Stichting Pensioenkijker.nl.
Eerder of later met pensioen
In de nieuwe pensioenplanner kunnen mensen ook zien wat de financiële gevolgen zijn als men eerder wil stoppen met werken en hoeveel hoger het pensioen wordt als de pensioendatum juist wordt uitgesteld.
Gezinssituatie
Als mensen dat willen kunnen ze niet alleen naar de eigen pensioensituatie kijken, maar ook naar de pensioensituatie van de partner. Zo bestaat er een beter zicht op het netto pensioeninkomen.
Campagne
Om deze toegankelijk pensioenplanner onder de aandacht te brengen start Stichting Pensioenkijker.nl vandaag met de actie: “ Hoe zit ‘t” ? Via allerlei ludieke kaarten met wordt de ontvanger geprikkeld om te gaan berekenen hoeveel zijn pensioen bedraagt. Deze kaarten zijn er zowel in print als e-card ontwikkeld.
Aan de Stichting Pensioenkijker.nl nemen de volgende organisaties deel: CNV, CNV Jongeren, Consumentenbond, CSO, E-Quality, FNV, FNV Vrouwenbond, MHP, MKB Nederland, NBVA, Nibud, Ombudsman Pensioenen, Sociale Verzekeringsbank, SPO Pensioenopleidingen, Stichting de Ombudsman, Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen, Unie van Beroepspensioenfondsen, Verbond van Verzekeraars, Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en VNO-NCW.
Website
Met ingang van de maand juni is er op de site www.pensioenkijker.nl een nieuwe pensioenplanner. Aan de hand van uw pensioenoverzicht kunt u gemakkelijk uitrekenen wat uw netto pensioen zal zijn.
‘Dat is belangrijk omdat de meeste mensen geen idee hebben hoeveel ze netto overhouden van hun pensioen’, aldus Elske ter Veld, voorzitter van Stichting Pensioenkijker.nl.
Eerder of later met pensioen
In de nieuwe pensioenplanner kunnen mensen ook zien wat de financiële gevolgen zijn als men eerder wil stoppen met werken en hoeveel hoger het pensioen wordt als de pensioendatum juist wordt uitgesteld.
Gezinssituatie
Als mensen dat willen kunnen ze niet alleen naar de eigen pensioensituatie kijken, maar ook naar de pensioensituatie van de partner. Zo bestaat er een beter zicht op het netto pensioeninkomen.
Campagne
Om deze toegankelijk pensioenplanner onder de aandacht te brengen start Stichting Pensioenkijker.nl vandaag met de actie: “ Hoe zit ‘t” ? Via allerlei ludieke kaarten met wordt de ontvanger geprikkeld om te gaan berekenen hoeveel zijn pensioen bedraagt. Deze kaarten zijn er zowel in print als e-card ontwikkeld.
Aan de Stichting Pensioenkijker.nl nemen de volgende organisaties deel: CNV, CNV Jongeren, Consumentenbond, CSO, E-Quality, FNV, FNV Vrouwenbond, MHP, MKB Nederland, NBVA, Nibud, Ombudsman Pensioenen, Sociale Verzekeringsbank, SPO Pensioenopleidingen, Stichting de Ombudsman, Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen, Unie van Beroepspensioenfondsen, Verbond van Verzekeraars, Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en VNO-NCW.
Website
Vastgoed populairste belegging bij grote pensioenfondsen
Voor 2007 komt vastgoed als grote winnaar uit de bus. Eind 2007 hadden de grootste 50 vermogensbeheerders 512 miljard dollar in hun vastgoedportefeuilles, tegenover 387 miljard in 2006. De ondervraagde managers beheerden 146 miljard dollar in fondsen met verschillende hefboomfondsen erin, en 139 miljard in fondsen met private equity. Private equity groeide met 65 procent het snelst van alle activaklassen. De toeloop van pensioenfondsen naar infrastructuurfondsen en grondstoffen blijft beperkt tot respectievelijk 43 miljard en 16 miljard dollar, al groeit de interesse gestaag.
De enquête van Watson Wyatt sluit directe investeringen van pensioenfondsen in private equity en hefboomfondsen uit. 'Het is opmerkelijk dat zoveel pensioenfondsen een beroep doen op zakenbanken om die alternatieve beleggingen uit te zoeken. De premies en kosten lopen immers hoog op en de fondsmanagers staan niet altijd garant voor mooie rendementen.'
Waarom oefenen alternatieve beleggingsfondsen dan zoveel aantrek uit op de pensioenfondsen? 'De belangrijkste reden is dat pensioenfondsen steeds op zoek zijn naar absoluut rendement en meer diversificatie in hun portefeuilles. Maar ook de appetijt voor directe investeringen in private equity en hefboomfondsen neemt toe.'
KLEIN België
Op Belgische pensioenfondsen maakt het rendement van de alternatieve activa minder indruk. 'In theorie bieden private equity, hefboomfondsen en vastgoed diversificatievoordelen voor pensioenfondsen', verklaart Jo Steenhout van KBC Asset Management. 'Maar om rechtstreeks in private equity te investeren, zijn de Belgische spelers te klein. Slechts een handvol Europese fondsen is daartoe in staat. Over hefboomfondsen wordt veel gesproken, maar weinig in geïnvesteerd. De returns van hefboomfondsen lopen enorm uiteen. Een fonds dat belegt in verschillende hefboomfondsen biedt een oplossing. Daar is wel wat interesse voor. Maar ook dat blijft binnen de perken. Hefboomfondsen hebben niet altijd de beste reputatie. Tijdens de kredietcrisis bleek trouwens dat hun prestaties vaak wel gecorreleerd waren met aandelen en obligaties.'
'Een andere hype zijn grondstoffen. Iedereen wil zijn wagonnetje haken aan de hausse. Maar op lange termijn bieden grondstoffen historisch lage returns met grote tussentijdse schommelingen. Pensioenfondsen zoeken precies het tegenovergestelde.'
'De opkomende infrastructuurfondsen bieden daarentegen wel een vaste opbrengst mét inflatiebescherming. Denk maar aan de financiering van een nieuwe brug, waarvan de interesten met de tol worden betaald. Belgisch vastgoedcertificaten zijn een andere klassieker voor pensioenfondsen. De opbrengsten stijgen immers elk jaar met de inflatie door de indexering van de huurprijzen. Maar typisch houden pensioenfondsen bij ons het aandeel van vastgoed stabiel op 5 procent.'
donderdag 26 juni 2008
Nieuwe portaalsite voor België
Website luik pensioen en einde loopbaan.
Nieuwe portaalsite voor het federale personeel
De federale personeelsleden kunnen er terecht voor informatie over hun loopbaantraject, hun voordelen, hun pensioen... Duidelijk geschreven teksten bieden hen algemene informatie en verwijzen hen door naar specifieke contactpersonen of naar de regelgeving voor meer details.
Website
Zilverfonds dreigt twee jaar droog te raken
21,8 miljard
In 2007 groeiden de reserves van het Zilverfonds aan met 832 miljoen euro. Het ging om 656 miljoen intrestopbrengsten en 176 miljoen van het begrotingsoverschot van 2006. Eind 2007 bedroeg de portefeuille van het fonds 15,5 miljard euro, waardoor het in de periode 2010-2021 over 21,8 miljard beschikt om de kosten van de vergrijzing op te vangen.
Buitengewone operaties
Minister van Financiën Didier Reynders wees er vandaag op dat de voorbije jaren een groot deel van de inkomsten van het fonds bestond uit de opbrengsten van buitengewone operaties. De huidige regering heeft echter beslist om geen eenmalige maatregelen meer te nemen zoals de overname van pensioenfondsen. Misschien is het nuttig om te onderzoeken of er in de toekomst toch nog buitengewone operaties kunnen worden doorgevoerd, aldus Reynders.
De wet op het Zilverfonds voorziet dat de middelen slechts gebruikt kunnen worden als de totale overheidsschuld onder 60 procent van het bbp zakt. Dat zal volgens de minister tussen 2013 en 2015 gebeuren
Het Zilverfonds werd in 2001 opgericht en is bedoeld om geld opzij te zetten om de toekomstige vergrijzingskosten op te vangen. Aanvankelijk werd het fonds gevoed door niet-fiscale of eenmalige inkomsten (bv. de verkoop van gebouwen). Nadien werd afgesproken de financiering aan te passen en de jaarlijkse begrotingsoverschotten aan te wenden.
In het begin respecteerde de regering haar engagementen en werd er correct doorgestort naar het Zilverfonds. Op die manier vloeide er tegen eind 2006 in totaal 15 miljard euro naar het fonds. In het jaarrapport 2006 van het Zilverfonds was voorzien dat er in 2007 een overschot van 0,3 procent van het bbp (omgerekend 900 miljoen euro) zou worden doorgestort. Maar in plaats van een overschot van 0,3 procent was er vorig jaar sprake van een tekort van 0,3 procent.
Verschil van 2,4 miljard
Voor 2008 is de situatie vergelijkbaar. In het Stabiliteitspact was voorzien dat België in 2008 een overschot van 0,5 pct van het bbp (1,5 miljard euro) zou realiseren dat zou doorgestort worden naar het Zilverfonds. Er is in totaal dus een verschil van 2,4 miljard euro ten opzichte van het vooropgestelde traject. Een cijfer dat werd bevestigd door de administrateur-generaal van het Zilverfonds, aldus La Libre Belgique.
woensdag 25 juni 2008
Provincie Antwerpen geeft voorbeeld in aanvullend pensioen
Donderdag geeft de provincieraad wellicht de zegen: dan mogen de Antwerpse gedeputeerden Jos Geuens (Financiën, SP.A) en Bart De Nijn (Personeel, N-VA) starten met hun pensioenfonds voor de 600 contractuele personeelsleden van de provincie (1/3) en de ruim 13.000 (1/2) die de gemeenten en OCMW's uit die provincie in dienst hebben.
Die doen hetzelfde werk als hun vastbenoemde collega's, maar hebben het statuut van werknemer zoals in de privé-sector en hun pensioen bedraagt daardoor vaak maar de helft van wat die collega's hebben.
Dat is een schromelijke onrechtvaardigheid, zeggen beide gedeputeerden. Maar niet alleen de rechtvaardigheidsgedachte drijft hen. 'Als we dat niet veranderen, wil morgen - als de schaarste op de arbeidsmarkt toeslaat - geen mens nog voor ons werken'.
Sinds de jaren 70 nemen alle overheden meer en meer tijdelijk of contractueel personeel in dienst. Dat begon met de 'tewerkgestelde' BTK'ers, DAC'ers en Gesco's, maar nu kiezen besturen daar bewust voor: omdat ze veel met tijdelijke projecten en zelfstandige 'dochterbedrijven' werken (provinciale recreatiecentra), maar vooral omdat ze liever geen vastbenoemden meer hebben: het ambtenarenstatuut heeft zichzelf uit de markt geprijsd.
In de Vlaamse gemeenten en provincies is al de helft van het personeel niet-vastbenoemd; bij de Vlaamse overheid ook; bij de Waalse gemeenten 60 procent.
Pogingen om opnieuw al het personeel vast te benoemen, liepen spaak. Een nieuw eenheidsstatuut maken durft geen enkele overheid aan. Dus moet de zaak opgelapt worden, met een aanvullend pensioen voor de niet-vastbenoemde personeelsleden. Aanvullende pensioenen zijn intussen trouwens ook in de privé-sector gebruikelijk geworden: de Belgische werknemerspensioenen zijn immers superlaag.
De federale wetgever en de federale ambtenarenvakbonden verzetten zich daar lange tijd tegen. Maar dat is niet langer houdbaar. De vorige minister van Pensioenen, Bruno Tobback (SP.A), werkte een wetsvoorstel uit, maar dat werd tegengehouden door de PS. De nieuwe minister van Pensioenen, Marie Arena (PS), werkt aan een nieuw voorstel, maar Antwerpen is het wachten moe en wil een voorbeeld stellen.
Het start met een pensioenfonds voor zijn eigen niet-vastbenoemden; het zet dit fonds meteen open voor alle gemeenten uit de provincie. Het kan de start aantrekkelijk maken door 20 miljoen euro uit een oud en overbodig geworden pensioenfonds voor vastbenoemden als bufferkapitaal te schenken.
De provincie kiest voor een paritair beheerd fonds (vakbonden-werkgever) met kapitalisatieformule met een 'gedefinieerd doel': ze zet vanaf nu elk jaar geld opzij (kapitalisatie) om voor ieder tijdelijk personeelslid de betaling van een aanvullend pensioen mogelijk te maken. Wie vandaag voor de provincie begint te werken, heeft over 45 jaar eenzelfde pensioen als wie een hele loopbaan als vastbenoemde werkte.
Limburg werkt ook aan een regeling, maar zal pas eind dit jaar klaar zijn, zegt gedeputeerde Gilbert Van Baelen (Open VLD). Limburg zou geen kapitalisatie-, maar een renteformule uitwerken. Limburg denkt dat het wel terugwerkende kracht kan geven: wie nu op pensioen gaat na 45 jaar als contractueel, zal dan bijna een volledig ambtenarenpensioen krijgen. Een contractueel werknemer is zoveel goedkoper dat dit kan, zegt Van Baelen.
maandag 23 juni 2008
Pensioneren kunt u leren
Werken, werken, werken. Dagen, maanden, jaren vliegen voorbij en plots is er niets meer. Om zich op het zwarte gat voor te bereiden, volgen steeds meer oudere werknemers een cursus 'op pensioen gaan'. Alleen voor angsthazen of een must voor iedereen?
“Beste medewerk(st)er en partner,
Met pensioen gaan is een fulltime bezigheid. Misschien heeft u daar nooit bij stilgestaan. Toch is het beëindigen van een actieve loopbaan allicht één van de meest ingrijpende veranderingen in uw leven. Zich daarop goed voorbereiden is belangrijk…”
Elk jaar krijgen een zestigtal medewerkers van Bekaert een uitnodiging in de bus voor het seminarie 'Pensioen in zicht… inzicht in pensioen'. En Bekaert is niet de enige. Steeds vaker krijgen gepensioneerden in spe een cursus aangeboden om zich op die 'nieuwe levensfase', die 'tweede loopbaan' voor te bereiden. Mark Claus, auteur over dit thema en senior trainer: “Zo'n cursussen zijn niet nieuw. Een Nederlandse dominee lanceerde het concept al begin jaren zeventig. Toen waren er bij de hoogovens massa's werknemers die op pensioen gingen en die niet wisten wat ze met hun tijd moesten aanvangen. Reden genoeg om een cursus 'pensioen in zicht' op te starten. Gaandeweg verspreidde het idee zich over Nederland en vond het ook in Vlaanderen ingang. De laatste jaren wordt het hier precies ook meer au sérieux genomen.”
Drie dagen Ardennen
Claus zelf werkt onder meer voor de Vlaamse stichting Lodewijk de Raet, die zowel aan particulieren als aan bedrijven opleidingen aanbiedt. Eén van de klanten van de stichting is Agfa. “We willen onze werknemers een rugzak meegeven voor hun volgende levensfase die zowel qua financiën, gezondheid en relaties een hele omschakeling met zich brengt”, zegt Alfons Tobback, verantwoordelijke pensioenfonds Agfa. “Daartoe organiseren we een externe driedaagse aan zee of in de Ardennen waarop we onze gepensioneerden en hun partner uitnodigen.”
Roger Heeren, vroeger bediende bij Agfa, ging in februari dit jaar met pensioen. Samen met zijn vrouw Agnes Van Dyck nam hij eind mei deel aan de opleiding in Houffalize. “Een interessante ervaring. Vooral de uiteenzetting rond relaties en psychologie was boeiend. Wie met pensioen gaat, moet niet alleen de relatie met zijn partner, maar ook met zijn kinderen en andere mensen uit de omgeving opnieuw definiëren. Een gepensioneerde heeft een heel andere tijdsinvulling. De opleiding helpt je oog te hebben voor bepaalde valkuilen; ze vergemakkelijkt de overgang naar de nieuwe situatie.” Agnes bevestigt: “Op pensioen gaan betekent psychologisch een hele verandering. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor je partner. Het is een must om als koppel aan de cursus deel te nemen. Tijdens de driedaagse kon je ook met lotgenoten praten, het was fijn om ervaringen te delen en te horen hoe anderen het aanpakken.”
Helikopterzicht
De cursussen variëren zowel naar vorm als naar inhoud. Sommige bedrijven kiezen voor lezingen, andere voor trainingen en interactieve sessies; de info die de deelnemers krijgen, is eveneens heel uiteenlopend: financiën en successierecht, gezondheid, relaties, zingeving en tijdsbesteding, taakherverdeling, communicatie, afscheid nemen enzovoort.
“Anders dan in Nederland gaan bedrijven in Vlaanderen dikwijls de informatieve toer op”, zegt Mark Claus. Uiteenzettingen rond pensioenberekening en -belegging, successierechten en gezondheid komen vaker aan bod dan de zogenaamde 'levenskwalitatieve' benaderingen van de pensionering. Ook bij Bekaert, dat voor haar kaderleden en bedienden al tien jaar een opleiding 'Pensioen in zicht' organiseert, was de oorspronkelijke trigger een uiteenzetting over de financiële kant van pensionering. Sinds een zestal jaar hebben de cursussen het ook meer over levenskwaliteit. Luc Buyst, hr-manager bij Bekaert Technology Center: “Op de eerste dag van het seminarie besteden we aandacht aan het financiële plaatje, vooral aan beleggen en successieplanning. De tweede dag focussen we op psychosociale aspecten en gezondheid. De opleiding is niet modulair. Wie zich inschrijft, dient aan beide sessies deel te nemen. Zonder die verplichting denk ik dat de uiteenzetting rond financiën misschien wel beter zou scoren.”
Gilbert Storme, gepensioneerd kaderlid bij Bekaert, bevestigt dat vermoeden: “De financiële toelichting was voor mij één van de meest interessante delen uit de opleiding. Je krijgt plots een kapitaal uit je pensioenverzekering ter beschikking, wat doe je daar mee? Hoe ga je dat beleggen? Hoe pakken je collega's het aan? Je hebt behoefte aan iemand die daar met de nodige kennis op een gestructureerde wijze iets over kan vertellen. In mijn tijd, zo'n vier jaar geleden, kwamen de banken hun verschillende beleggingsformules voorstellen. Maar nu gebeurt een vergelijkende studie door een financieel specialist van het bedrijf zelf.” Hr-manager Luc Buyst bevestigt: “We willen onze medewerkers geen beleggingsformules aanpraten, wel willen we hen een neutraal helikopterzicht bieden en hen waarschuwen voor eventuele risico's. Neutraliteit van de spreker en kennis van zaken zijn essentieel.”
De meningen over wat in een cursus pensionering vooral aan bod moet komen, lopen uiteen, maar de waardering ligt meestal erg hoog. Fons Tobback van Agfa: “Bij sommige mensen merken we wel wat terughoudendheid. Uit de evaluaties nadien blijkt dat zo'n 90 procent veel van de cursus heeft opgestoken. De overige 10 procent ziet er niet dadelijk de meerwaarde van in.” Ook bij Bekaert, waar zo'n 75 procent van de genodigden effectief aan de sessies deelneemt, ligt de waarderingsgraad zeer hoog. Luc Buyst: “Voor het bedrijf is zo'n opleiding een vorm van employer branding. Een gepensioneerde werknemer blijft steeds stakeholder van de onderneming en helpt bij het uitdragen van je reputatie.”
Kostenplaatje
En hoe zit het met het kostenplaatje? Is het voor een bedrijf geen dure investering? Mark Claus: “Voor een kmo waar om de vijf jaar een werknemer met pensioen gaat, rendeert het concept van een bedrijfscursus niet. Maar er bestaan natuurlijk alternatieven: cursussen met open inschrijvingen waar iedereen naartoe kan. Een bedrijf kan een werknemer makkelijk naar zo'n cursus sturen. Verder bestaat er ook lectuur rond het thema. Hoe mensen zich voorbereiden kan heel hard verschillen, het belangrijkste is dat mensen beseffen dat ze niet kunnen berusten en zeggen: we zien wel. ”
Pensioentraining, ook voor zelfstandigen
'Zonder zorgen naar morgen', een uitnodiging aan het adres van zelfstandig accountant Roger Smismans. Hij stond op het punt met pensioen te gaan en zijn accountantskantoor over te dragen, toen de folder voor een cursus pensioenvoorbereiding bij hem in de bus viel. “Ik had voor de cursus al een en ander uitgeplozen, maar toch was het goed een aantal zaken bevestigd te zien en op bepaalde risico's te worden gewezen.”
Intitiatiefnemers van de cursus zijn onder meer Unizo, het Sociaal Verzekeringsfonds Svmb en de vzw Integraal. Marc Gommers, directeur vzw Integraal: “De praktijk leert ons dat veel zelfstandige ondernemers zich zorgen maken over hun toekomst en hun pensioen. Een ondernemer krijgt bij zijn pensioen meer en andere zaken onder de neus geschoven dan een gewone werknemer: niet alleen pensioenwetgeving en ziekteverzekering zijn van belang, maar ook en vooral informatie en advies omtrent de mogelijke opvolging door de kinderen, de verkoop van het bedrijf en heel de familiale, fiscale en sociale toestand er rond. Bij ondernemers moeten de bedrijfsbelangen altijd met persoonlijke belangen verzoend worden.”
De informatiecyclus voor zelfstandige ondernemers van vzw Integraal, Unizo en Svmb vindt om de twee jaar in verschillende Vlaamse regio's plaats. De cursus is zeer praktisch gericht, de sociale invalshoek wordt een stuk minder belicht. “Misschien is dat een hiaat in het programma, maar zelfstandige ondernemers zijn in de eerste plaats bekommerd om de verkoop en overname van hun zaak en om hun pensioen als appeltje voor de dorst”, verklaart Marc Gommers. En de belangstelling van de zelfstandigen stijgt jaar na jaar. In 2007 namen een dikke 1.500 ondernemers deel aan de informatiesessies rond pensioenvoorbereiding.
“Beste medewerk(st)er en partner,
Met pensioen gaan is een fulltime bezigheid. Misschien heeft u daar nooit bij stilgestaan. Toch is het beëindigen van een actieve loopbaan allicht één van de meest ingrijpende veranderingen in uw leven. Zich daarop goed voorbereiden is belangrijk…”
Elk jaar krijgen een zestigtal medewerkers van Bekaert een uitnodiging in de bus voor het seminarie 'Pensioen in zicht… inzicht in pensioen'. En Bekaert is niet de enige. Steeds vaker krijgen gepensioneerden in spe een cursus aangeboden om zich op die 'nieuwe levensfase', die 'tweede loopbaan' voor te bereiden. Mark Claus, auteur over dit thema en senior trainer: “Zo'n cursussen zijn niet nieuw. Een Nederlandse dominee lanceerde het concept al begin jaren zeventig. Toen waren er bij de hoogovens massa's werknemers die op pensioen gingen en die niet wisten wat ze met hun tijd moesten aanvangen. Reden genoeg om een cursus 'pensioen in zicht' op te starten. Gaandeweg verspreidde het idee zich over Nederland en vond het ook in Vlaanderen ingang. De laatste jaren wordt het hier precies ook meer au sérieux genomen.”
Drie dagen Ardennen
Claus zelf werkt onder meer voor de Vlaamse stichting Lodewijk de Raet, die zowel aan particulieren als aan bedrijven opleidingen aanbiedt. Eén van de klanten van de stichting is Agfa. “We willen onze werknemers een rugzak meegeven voor hun volgende levensfase die zowel qua financiën, gezondheid en relaties een hele omschakeling met zich brengt”, zegt Alfons Tobback, verantwoordelijke pensioenfonds Agfa. “Daartoe organiseren we een externe driedaagse aan zee of in de Ardennen waarop we onze gepensioneerden en hun partner uitnodigen.”
Roger Heeren, vroeger bediende bij Agfa, ging in februari dit jaar met pensioen. Samen met zijn vrouw Agnes Van Dyck nam hij eind mei deel aan de opleiding in Houffalize. “Een interessante ervaring. Vooral de uiteenzetting rond relaties en psychologie was boeiend. Wie met pensioen gaat, moet niet alleen de relatie met zijn partner, maar ook met zijn kinderen en andere mensen uit de omgeving opnieuw definiëren. Een gepensioneerde heeft een heel andere tijdsinvulling. De opleiding helpt je oog te hebben voor bepaalde valkuilen; ze vergemakkelijkt de overgang naar de nieuwe situatie.” Agnes bevestigt: “Op pensioen gaan betekent psychologisch een hele verandering. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor je partner. Het is een must om als koppel aan de cursus deel te nemen. Tijdens de driedaagse kon je ook met lotgenoten praten, het was fijn om ervaringen te delen en te horen hoe anderen het aanpakken.”
Helikopterzicht
De cursussen variëren zowel naar vorm als naar inhoud. Sommige bedrijven kiezen voor lezingen, andere voor trainingen en interactieve sessies; de info die de deelnemers krijgen, is eveneens heel uiteenlopend: financiën en successierecht, gezondheid, relaties, zingeving en tijdsbesteding, taakherverdeling, communicatie, afscheid nemen enzovoort.
“Anders dan in Nederland gaan bedrijven in Vlaanderen dikwijls de informatieve toer op”, zegt Mark Claus. Uiteenzettingen rond pensioenberekening en -belegging, successierechten en gezondheid komen vaker aan bod dan de zogenaamde 'levenskwalitatieve' benaderingen van de pensionering. Ook bij Bekaert, dat voor haar kaderleden en bedienden al tien jaar een opleiding 'Pensioen in zicht' organiseert, was de oorspronkelijke trigger een uiteenzetting over de financiële kant van pensionering. Sinds een zestal jaar hebben de cursussen het ook meer over levenskwaliteit. Luc Buyst, hr-manager bij Bekaert Technology Center: “Op de eerste dag van het seminarie besteden we aandacht aan het financiële plaatje, vooral aan beleggen en successieplanning. De tweede dag focussen we op psychosociale aspecten en gezondheid. De opleiding is niet modulair. Wie zich inschrijft, dient aan beide sessies deel te nemen. Zonder die verplichting denk ik dat de uiteenzetting rond financiën misschien wel beter zou scoren.”
Gilbert Storme, gepensioneerd kaderlid bij Bekaert, bevestigt dat vermoeden: “De financiële toelichting was voor mij één van de meest interessante delen uit de opleiding. Je krijgt plots een kapitaal uit je pensioenverzekering ter beschikking, wat doe je daar mee? Hoe ga je dat beleggen? Hoe pakken je collega's het aan? Je hebt behoefte aan iemand die daar met de nodige kennis op een gestructureerde wijze iets over kan vertellen. In mijn tijd, zo'n vier jaar geleden, kwamen de banken hun verschillende beleggingsformules voorstellen. Maar nu gebeurt een vergelijkende studie door een financieel specialist van het bedrijf zelf.” Hr-manager Luc Buyst bevestigt: “We willen onze medewerkers geen beleggingsformules aanpraten, wel willen we hen een neutraal helikopterzicht bieden en hen waarschuwen voor eventuele risico's. Neutraliteit van de spreker en kennis van zaken zijn essentieel.”
De meningen over wat in een cursus pensionering vooral aan bod moet komen, lopen uiteen, maar de waardering ligt meestal erg hoog. Fons Tobback van Agfa: “Bij sommige mensen merken we wel wat terughoudendheid. Uit de evaluaties nadien blijkt dat zo'n 90 procent veel van de cursus heeft opgestoken. De overige 10 procent ziet er niet dadelijk de meerwaarde van in.” Ook bij Bekaert, waar zo'n 75 procent van de genodigden effectief aan de sessies deelneemt, ligt de waarderingsgraad zeer hoog. Luc Buyst: “Voor het bedrijf is zo'n opleiding een vorm van employer branding. Een gepensioneerde werknemer blijft steeds stakeholder van de onderneming en helpt bij het uitdragen van je reputatie.”
Kostenplaatje
En hoe zit het met het kostenplaatje? Is het voor een bedrijf geen dure investering? Mark Claus: “Voor een kmo waar om de vijf jaar een werknemer met pensioen gaat, rendeert het concept van een bedrijfscursus niet. Maar er bestaan natuurlijk alternatieven: cursussen met open inschrijvingen waar iedereen naartoe kan. Een bedrijf kan een werknemer makkelijk naar zo'n cursus sturen. Verder bestaat er ook lectuur rond het thema. Hoe mensen zich voorbereiden kan heel hard verschillen, het belangrijkste is dat mensen beseffen dat ze niet kunnen berusten en zeggen: we zien wel. ”
Pensioentraining, ook voor zelfstandigen
'Zonder zorgen naar morgen', een uitnodiging aan het adres van zelfstandig accountant Roger Smismans. Hij stond op het punt met pensioen te gaan en zijn accountantskantoor over te dragen, toen de folder voor een cursus pensioenvoorbereiding bij hem in de bus viel. “Ik had voor de cursus al een en ander uitgeplozen, maar toch was het goed een aantal zaken bevestigd te zien en op bepaalde risico's te worden gewezen.”
Intitiatiefnemers van de cursus zijn onder meer Unizo, het Sociaal Verzekeringsfonds Svmb en de vzw Integraal. Marc Gommers, directeur vzw Integraal: “De praktijk leert ons dat veel zelfstandige ondernemers zich zorgen maken over hun toekomst en hun pensioen. Een ondernemer krijgt bij zijn pensioen meer en andere zaken onder de neus geschoven dan een gewone werknemer: niet alleen pensioenwetgeving en ziekteverzekering zijn van belang, maar ook en vooral informatie en advies omtrent de mogelijke opvolging door de kinderen, de verkoop van het bedrijf en heel de familiale, fiscale en sociale toestand er rond. Bij ondernemers moeten de bedrijfsbelangen altijd met persoonlijke belangen verzoend worden.”
De informatiecyclus voor zelfstandige ondernemers van vzw Integraal, Unizo en Svmb vindt om de twee jaar in verschillende Vlaamse regio's plaats. De cursus is zeer praktisch gericht, de sociale invalshoek wordt een stuk minder belicht. “Misschien is dat een hiaat in het programma, maar zelfstandige ondernemers zijn in de eerste plaats bekommerd om de verkoop en overname van hun zaak en om hun pensioen als appeltje voor de dorst”, verklaart Marc Gommers. En de belangstelling van de zelfstandigen stijgt jaar na jaar. In 2007 namen een dikke 1.500 ondernemers deel aan de informatiesessies rond pensioenvoorbereiding.
In 5 stappen naar pensioen zonder zorgen
Stap 1: Wat is mijn wettelijk pensioen?
Als werknemer kan je vanaf je 60ste een wettelijk pensioen ontvangen, op voorwaarde dat je een loopbaan van 35 jaar achter de rug hebt. Ook als zelfstandige kan je er op je 60ste de brui aan geven, maar die beslissing veroorzaakt wel een definitieve vermindering van het pensioenbedrag. Dat bedrag verschilt voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. Je kan je pensioen laten berekenen bij een sociaal secretariaat of een vermogensplanner. Wie liever zelf de berekening doet, kan terecht op www.kenuwpensioen.be.
Stap 2: Hoeveel inkomen wil ik na mijn pensionering?
Het verschil tussen je laatste loon en je wettelijk pensioen is wat men in het vakjargon de pensioenbreuk noemt. En die kan aanzienlijk zijn. Toch wil je na je pensionering liefst dezelfde levensstandaard aanhouden. Goed plannen is dus erg belangrijk. Bereken hoeveel geld je maandelijks nodig hebt om comfortabel te kunnen leven, rekening houdend met een aantal voordelen die je als gepensioneerde krijgt. Dan weet je meteen met hoeveel je je pensioen nog moet aanvullen.
Stap 3: Hoelang wil ik van dat inkomen genieten?
Niet alleen het totaal van je inkomsten is belangrijk, maar ook de duur ervan. Eigenlijk moet je je inkomen op peil kunnen houden tot op het moment van je dood, alleen is dat tijdstip onmogelijk te voorspellen. Je kan daarom uitgaan van een gemiddelde levensduur, of in een keer op veilig spelen en bijvoorbeeld veronderstellen dat je 100 jaar zult worden.
Stap 4: Wat zijn de extra inkomsten die ik nodig heb?
Nu ben je er: als je weet hoe veel geld je elke maand aan je pensioen wil toevoegen en hoe lang je dat extra spaarpotje ter beschikking wil hebben, kan je berekenen hoeveel extra kapitaal je moet opbouwen. Eén belangrijke vraag moet je nog wel beantwoorden: is het de bedoeling dat er na je pensioen nog iets overblijft van je kapitaal, of mag het allemaal opgesoupeerd worden?
Kies je voor de eerste optie, dan moet je er in feite voor zorgen dat je van de interesten alleen kunt leven. Het startbedrag is dan natuurlijk veel groter.
Stap 5: Hoe bouw ik het kapitaal op?
Eens je het nodige kapitaal kent, zal je het moeten opbouwen. Je hebt daarvoor verschillende mogelijkheden. Iedereen kan aan pensioensparen doen en een fiscaal aftrekbare levensverzekering afsluiten. Sommige werknemers hebben een groepsverzekering, waarmee via hun werkgever een extra pensioenkapitaal wordt opgebouwd. Formules voorbehouden voor zelfstandigen zijn het Vrij Aanvullende Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ), Individuele Pensioentoezegging (IPT), de groepsverzekering en bedrijfleidersverzekering. En als dat alles nog niet volstaat, is sparen de boodschap.
zondag 22 juni 2008
'Zes procent meer voor alle pensioenen'
Minister Marie Arena (PS) heeft vijfjarenplan om armoede onder gepensioneerden te voorkomen
Alle pensioenen moeten de komende vijf jaar zes procent stijgen. De minimumpensioenen en de oudste pensioenen zelfs tien procent. Het zijn de speerpunten uit het vijfjarenplan dat minister van Pensioenen Marie Arena (PS) op de regeringstafel gooit.
'We kunnen niet over de verhoging van de koopkracht praten zonder het ook over de bijna twee miljoen gepensioneerden te hebben', zegt minister Arena. Ze reageert op de onheilspellende studie van drie academici, onder wie professor Bea Cantillon, die voorspelt dat in 2016 vier op de tien 75-plussers in de armoede dreigen te vervallen. Zozeer kalven de wettelijke pensioenen af in vergelijking met de welvaart van de rest van de bevolking.
'Vandaar ons vijfjarenplan', zegt de minister. 'Wij willen drie belangrijke maatregelen doorvoeren: de minimumpensioenen en de oudste pensioenen moeten tien procent omhoog. Dat betekent dat een minimumpensioen na een volledig carrière 1.050 euro zal bedragen, waarmee we boven de armoededrempel uitkomen. Die maatregel kost 500 miljoen. Ten tweede willen we voor álle andere pensioenen, zowel van werknemers als zelfstandigen, een verhoging van zes procent. Dat kost 1,2 miljard. Ten derde willen we de solidariteitsbijdrage van de gepensioneerden verder afbouwen. Op 1 juli zetten we daarvoor al een belangrijke stap voor 470.000 mensen, en in de komende vijf jaar moet dat gebeuren voor alle anderen. Dit vijfjarenplan moet het wettelijk pensioen voldoende hoog houden'
Zal dit volstaan om het doemscenario van professor Cantillon te voorkomen?
Marie Arena : 'Tijdens de besparingsperiode van de jaren '90 hebben de pensioenen moeten afhaken ten opzichte van de levenskosten, dat klopt. Maar sinds 2001 werken we er hard aan om de band met de evolutie van de lonen en de welvaart te herstellen. Mijn voorgangers hebben al heel wat gepresteerd, en op de superministerraad van 23 mei is al beslist dat de minimumpensioenen twee procent omhoog gaan, net als de Inkomensgarantie voor Ouderen.'
'Bea Cantillon waarschuwt dat onze wettelijke pensioenen zo laag zullen zijn dat de mensen wel gedwongen zullen worden een aanvullend pensioen te nemen in de tweede pijler (die van de groepsverzekeringen via de werkgever, nvdr.). Wat wij zeggen is veeleer: de arbeidsgraad moet omhoog in de leeftijdsgroep van 55 tot 65 jaar, zodat de financiering van de wettelijke pensioenen gegarandeerd blijft.'
Professor Cantillon oppert dat we de aanvullende pensioenen misschien moeten verplichten. Goed idee?
'Ik ziet dat meer pragmatisch. Vandaag werkt al 50 à 60 procent van de werknemers aan een aanvullend pensioen. Frank Vandenbroucke wilde destijds als minister van Sociale Zaken die tweede pijler al via een wet veralgemenen, maar dan zonder verplichting. Dat is niet gelukt. Er staan een aantal hinderpalen in de weg, zeker in de non-profit- en de interimsector. Ik wil geen verplichting opleggen, maar wel onderzoeken hoe we de hinderpalen kunnen wegnemen zodat meer sectoren tot het systeem kunnen toetreden. In de Nationale Conferentie voor de Pensioenen, die in september start, gaan we de tweede pijler grondig evalueren. Daar zullen we ook nagaan hoe we meer gepensioneerden kunnen stimuleren om hun aanvullend pensioen te laten uitbetalen met een maandelijkse rente, en niet via een eenmalig bedrag.'
Aan een verhoging van de pensioenleeftijd denkt u niet?
'We moeten eerst de activiteitsgraad verhogen bij 55-plussers. Zolang dat niet gebeurd is, heeft een discussie over een hogere pensioenleeftijd geen zin. Ik wil op de Conferentie geen ideologische discussies die de sociale partners kregelig maken, maar wel oplossingen.'
Zal uw vijfjarenplan wel de goedkeuring krijgen van de hele regering?
'Minister van Financiën Didier Reynders voorspelde dat zijn notionele intrest (een fiscale gunst voor bedrijven, nvdr.) 500 miljoen zou kosten. Het is uiteindelijk 2,5 miljard geworden. Mijn drie maatregelen kosten samen ongeveer 1,7 miljard euro, ze komen tegemoet aan de waarschuwingen van Bea Cantillon en ze helpen twee miljoen mensen vooruit. Dan is dit toch niet onrealistisch?'
Minister Reynders heeft intussen wel een oplossing voor de gepensioneerden die in mei minder vakantiegeld uitbetaald kregen dan vorig jaar, omdat ze door de indexering in een hogere belastingschaal waren gevallen.
'Alsof we daarvoor moeten applaudisseren! Mijnheer Reynders had dit probleem beter nooit gecreëerd. Ik heb dan wel geen fiscale bevoegdheden, maar ik heb aan de Rijksdienst voor Pensioenen wel gevraagd om voortaan van alle pensioenmaatregelen vooraf de fiscale gevolgen te berekenen. Als Reynders dan niet tijdig met voorstellen komt, zal ik het zelf wel doen. Want wat gebeurd is met het vakantiegeld van die 180.000 gepensioneerden is hallucinant en onaanvaardbaar. Bovendien krijgen ze hun correctie pas in augustus uitbetaald. Veel gepensioneerden hadden die som vroeger nodig. Als men wil dat de mensen opnieuw vertrouwen in de politiek krijgen, moet het zeker niet op die manier gebeuren.'
vrijdag 20 juni 2008
België sluit sectorale pensioenplannen af
Twee nieuwe sectorale pensioenplannen, met betrekking tot zowat 44.000 werknemers, zijn in België afgesloten en andere zitten eraan te komen. Doelstelling is om tot een miljoen begunstigde werknemers te komen in 2010.
De meubelsector, die van de houtindustrie en die van de tuinbouw sloten onlangs met verzekeraars dergelijke sectorale pensioenplannen af (van de tweede pijler of aanvullend pensioen).
In totaal zijn vandaag ook al 25 andere sectorale plannen afgesloten, met betrekking tot 650.000 mensen. Hoewel het aantal begunstigden toeneemt, blijven de bedragen in kwestie nog erg bescheiden.
De meubelsector, die van de houtindustrie en die van de tuinbouw sloten onlangs met verzekeraars dergelijke sectorale pensioenplannen af (van de tweede pijler of aanvullend pensioen).
In totaal zijn vandaag ook al 25 andere sectorale plannen afgesloten, met betrekking tot 650.000 mensen. Hoewel het aantal begunstigden toeneemt, blijven de bedragen in kwestie nog erg bescheiden.
AMONIS Negatieve return over 2007
Na vier goede jaren haalde Amonis in 2007 een negatief rendement van 0,4 procent, de slechtste prestatie sinds 2001, toen de technologiezeepbel uiteenspatte. Over de voorbije tien jaar scoorde Amonis wel een gemiddeld rendement van 10,1 procent per jaar tegen 7,6 procent voor de Belgische pensioenfondsen en 6,6 procent voor Europese staatsobligaties.
Amonis zag zijn ledenaantal vorig jaar stijgen tot 24.153, een verdubbeling tegenover 1998. Bijna drie vierde (72%) zijn artsen. De kinesisten tekenen voor 14 procent, de tandartsen voor 12 procent en de apothekers voor 1 procent.
Geen succes
De openstelling van Amonis voor andere vrije beroepen vorig jaar, lijkt voorlopig geen succes. Slechts 1 procent van de leden, evenveel als een jaar geleden, bestaat uit andere vrije beroepen, zoals advocaten, notarissen, boekhouders en revisoren. 'De openstelling voor andere vrije beroepen was vooral een principiële beslissing', zegt voorzitter Herwig Van Dijck.
Amonis ontving vorig jaar 69,6 miljoen euro aan premies. Dat bedrag is voor 46 procent afkomstig van de leden en voor 54 procent van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (Riziv). Ruim 90 procent van de premies was bedoeld voor een aanvullend pensioen, de resterende 9 procent voor het gewaarborgd inkomen.
Het vermogen van het pensioenfonds bedroeg eind december 1,06 miljard euro. Dat is 3 procent meer dan een jaar eerder en 230 procent boven het niveau van eind 1998. Eind vorig jaar was Amonis na Suez-Tractebel het grootste pensioenfonds van België, voor onder meer KBC, ING België en de VRT (zie tabel).
Cash
Dat vermogen was eind 2007 voor 47 procent geïnvesteerd in aandelen, waarvan een vijfde in de groeilanden. Overheids- en bedrijfsobligaties waren goed voor 33 procent. Genoteerd vastgoed tekende voor 6 procent. De resterende 14 procent zat in grondstoffen (3,1%), hefboomfondsen (4,3%) en cash (6,6%). 'Het gedeelte cash hebben we in de eerste maanden van dit jaar wel wat afgebouwd.' Grondstoffen en hefboomfondsen zitten pas sinds 2006 in de portefeuille van Amonis.
Het pensioenfonds doet voor het beheer van zijn vermogen een beroep op vooral Britse beheerders, zoals Gartmore. Bij de niet-Britse beheerders zitten onder meer ABN AMRO en Puilaetco Dewaay.
Alle leden die over 2007 premies hebben betaald, ontvingen daarop en op de bijdragen voor het Riziv een 'nettodividend' van 4 procent. Dat is wel een stuk minder dan het gemiddelde van 5,7 procent over de voorbije tien jaar. CP
www.amonis.be
donderdag 19 juni 2008
Bel-20 sleurt 9,3 miljard euro pensioenschuld mee
Belofte maakt schuld. In dit geval is de belofte een aanvullend pensioen, eventueel aangevuld met andere voordelen wanneer de werknemer de deur van het bedrijf definitief achter zich dik trekt. De schuld die met deze beloftes gepaard gaat: 9,3 miljard euro. Dat is het bedrag aan opgebouwde rechten dat de (ex)-personeelsleden tegoed hebben van de Bel-20 bedrijven, maar waarvoor deze bedrijven (nog) geen reserves hebben aangelegd.
"Deze pensioenschulden zijn onvervalste financiële schulden, en moeten dus in mindering gebracht worden om de marktwaarde van een bedrijf te berekenen," zegt Luc Van Der Elst, analist bij Bank Delen. Deze schuld van 9,3 miljard euro kost de Bel-20 ongeveer 4% van de totale beurskapitalisatie. Dat is niet min, maar een molensteen om de nek is het ook niet. Alleen bij Agfa-Gevaert hypothekeren de pensioenschulden de toekomstmogelijkheden
Elk jaar bouwen de werknemers pensioenrechten op. De uitbetaling gebeurt natuurlijk pas later, maar de kostprijs voor het bedrijf van de toegekende rechten wordt elk jaar in de resultatenrekening opgenomen. In 2007 kostte dat de Bel20 bedrijven ruim 1 miljard euro. Samen met de kosten voor de groepsverzekeringen en andere personeelsvoordelen liep de factuur in 2007 op tot 1,5 miljard euro - of ongeveer 6,5% van de winst.
De nog niet gedane uitbetalingen verschijnen intussen als een schuld op de balans. Eind 2007 torsten de Bel-20 bedrijven een pensioenschuld van 23,2 miljard euro. Maar gouverner c'est prevoir, en dus zetten de bedrijven elk jaar een centje opzij (een bijdrage die in principe in overeenstemming met de kostprijs) om die schulden af te dekken met reserves. Maar hier zijn de Bel-20 bedrijven niet de beste leerlingen van de klas. In de spaarpot zat eind 2007 maar 16 miljard euro, of ruim 7,2 miljard te weinig. Slechts 69% van de pensioenschuld wordt dus afgedekt door reserves. Dat is een stuk minder dan het Europese gemiddelde, want de grote Europese bedrijven hebben hun pensioenverplichtingen al voor 90 à 95% gefinancierd.
Bovendien sleuren de Bel 20 ook nog eens 2,1 miljard andere personeelsverplichtingen (zoals een medische verzekering na pensionering, of een uitstapvergoeding bij herstructureringen) op hun balans mee, en voor deze schulden worden doorgaans geen reserves aangelegd. Dat maakt dus netto 9,3 miljard euro pensioen- en personeelsschulden. Dat tekort zullen ze moeten financieren met toekomstige cashflows. Of ze dat kunnen is afhankelijk van de winstgevendheid, en daarom is de verhouding tot de marktkapitalisatie een goede indicatie om in te schatten hoe zwaar de schuld weegt.
Een uitgebreide analyse over de pensioenverplichtingen kan u deze week in Trends lezen.
Video : Daan Killemaes geeft toelichting bij het artikel
Reynders compenseert lagere pensioenen
In mei wordt traditioneel het vakantiegeld van gepensioneerden uitbetaald, maar de som van hun pensioen en dat vakantiegeld viel dit jaar een pak lager uit dan in 2007. Door de indexering kwamen de meesten immers in een hogere belastingschaal terecht, waardoor netto uiteindelijk minder overbleef.
Reynders zal nu de bedrijfsvoorheffing op het vakantiegeld laten terugbetalen. Voor de laagste pensioenen zal het volledige bedrag worden terugbetaald, voor de anderen een deel ervan.
Reynders heeft aan de pensioendienst gevraagd de overschrijvingen in de maand augustus uit te voeren.
Alles samen ontvingen ruim 180.000 mensen in de maand mei minder vakantiegeld.
Vervroegd pensioen: incentives en remedies
Deze C.D. How Institute publicatie waarschuwt voor pensioenstructuren die incentives creëren die mensen aanzetten op vervroegd pensioen te gaan. Mensen kunnen inderdaad geneigd zijn hun carrière te stoppen vanaf ze recht hebben op onverminderde uitkeringen. Uiteraard kan dit de effecten van de vergrijzing alleen maar erger maken. De auteur verdedigt als mogelijke remedies het gebruik van boetes, bijvoorbeeld in de vorm van een tijdelijk verminderd pensioen, en flexibiliteit in de pensioenmodaliteiten die de voorkeur van werkgevers en werknemers wegdragen.
Lees het volledige artikel hier.
Lees het volledige artikel hier.
Rood, oranje en groen licht in het eindeloopbaanbeleid
Volgens de Stockholm doelstelling van 2001 moet tegen 2010 50% van de 55- tot en met 64-jarigen aan het werk. Om de realisaties inzake instroombevordering en uitstroombeperking op te volgen, is een goed meetsysteem nodig: een boordtabel of scorecard, zoals deze publicatie van het WSE Steunpunt. De auteurs stellen bitter weinig structurele vooruitgang vast, en met een werkzaamheidsgraad van 31% in België voor deze groep dringen drastische maatregelen zich op. Er is nog heel veel werk aan de winkel.
Lees het volledige rapport hier.
Het duurzaam verhogen van de werkzaamheid in de oudere leeftijdsgroepen – we kijken in wat volgt naar de vijftigplussers – mag met recht en reden tot finaal strategisch doel van het eindeloopbaanbeleid verheven worden. Om dit doel te realiseren, moet de aanwerving van oudere kandidaten gestimuleerd worden en de vervroegde uitstoot van oudere werknemers ingeperkt worden. Om de realisaties inzake instroombevordering en uitstroombeperking op te volgen, is een goed meetsysteem nodig: een boordtabel of ‘scorecard’ die de belangrijkste ken- en stuurgetallen in één schema samenbrengt en toelaat pro- en regressie op een gestandaardiseerde wijze op te volgen. In deze bijdrage stellen we zulke boordtabel voor, en schetsen we tevens de realisaties voor 2006-2007.
De boordtabel brengt de voornaamste drijfkrachten achter onze strategische doelstelling – het verhogen van de werkzaamheid bij de vijftigplussers – in kaart. Tevens wordt de verwachte relatie tussen drijfkracht en strategisch doel met een (+) of een (-) geïndiceerd. De boordtabel geeft aan dat op drie clusters van drijfkrachten moet worden ingewerkt: instroom, doorstroom en uitstroom. Het is immers pas wanneer de voortijdige uitstroom van oudere werknemers afgeremd wordt en/of de instroom van oudere kandidaten verhoogd wordt, dat de werkzaamheidsgraad zijn eigen autonome groeiritme kan overstijgen. Die instroom- en uitstroomevoluties worden op hun beurt beïnvloed door enkele drijfkrachten die we hier onder de noemer ‘doorstroom’ vatten: investeringen in loopbaan- en competentieontwikkeling (vermijden van scholingsconcentratie), de graad van arbeidsmobiliteit (vermijden van ervaringsconcentratie) en de werkbaarheid van jobs (verhoging van plezier in het werk, vermijden van stressrisico’s).
In dit dossier bespreken we eerst de globale evolutie in de werkzaamheidsgraad. Vervolgens nemen we de maat van elk van de in de boordtabel vermelde drijfkrachten. Waar mogelijk worden cijfers van 2007 gebruikt, waar het niet anders kan voor 2006. Om uitspraken te kunnen doen in termen van voor- of achteruitgang kijken we ook terug in de tijd, waar mogelijk tot aan de millenniumwissel.
Lees het volledige rapport hier.
Lees het volledige rapport hier.
Het duurzaam verhogen van de werkzaamheid in de oudere leeftijdsgroepen – we kijken in wat volgt naar de vijftigplussers – mag met recht en reden tot finaal strategisch doel van het eindeloopbaanbeleid verheven worden. Om dit doel te realiseren, moet de aanwerving van oudere kandidaten gestimuleerd worden en de vervroegde uitstoot van oudere werknemers ingeperkt worden. Om de realisaties inzake instroombevordering en uitstroombeperking op te volgen, is een goed meetsysteem nodig: een boordtabel of ‘scorecard’ die de belangrijkste ken- en stuurgetallen in één schema samenbrengt en toelaat pro- en regressie op een gestandaardiseerde wijze op te volgen. In deze bijdrage stellen we zulke boordtabel voor, en schetsen we tevens de realisaties voor 2006-2007.
De boordtabel brengt de voornaamste drijfkrachten achter onze strategische doelstelling – het verhogen van de werkzaamheid bij de vijftigplussers – in kaart. Tevens wordt de verwachte relatie tussen drijfkracht en strategisch doel met een (+) of een (-) geïndiceerd. De boordtabel geeft aan dat op drie clusters van drijfkrachten moet worden ingewerkt: instroom, doorstroom en uitstroom. Het is immers pas wanneer de voortijdige uitstroom van oudere werknemers afgeremd wordt en/of de instroom van oudere kandidaten verhoogd wordt, dat de werkzaamheidsgraad zijn eigen autonome groeiritme kan overstijgen. Die instroom- en uitstroomevoluties worden op hun beurt beïnvloed door enkele drijfkrachten die we hier onder de noemer ‘doorstroom’ vatten: investeringen in loopbaan- en competentieontwikkeling (vermijden van scholingsconcentratie), de graad van arbeidsmobiliteit (vermijden van ervaringsconcentratie) en de werkbaarheid van jobs (verhoging van plezier in het werk, vermijden van stressrisico’s).
In dit dossier bespreken we eerst de globale evolutie in de werkzaamheidsgraad. Vervolgens nemen we de maat van elk van de in de boordtabel vermelde drijfkrachten. Waar mogelijk worden cijfers van 2007 gebruikt, waar het niet anders kan voor 2006. Om uitspraken te kunnen doen in termen van voor- of achteruitgang kijken we ook terug in de tijd, waar mogelijk tot aan de millenniumwissel.
Lees het volledige rapport hier.
dinsdag 17 juni 2008
Nederland denkt aan pensioen op 67
Tegen 2016 moet 80 procent van de Nederlanders op arbeidsleeftijd ook effectief aan de slag zijn. Zo luidt de ambitieuze doelstelling in het verslag van de adviescommissie-Bakker. Eén van de voorstellen is de pensioenleeftijd met één maand per jaar te verhogen, zodat Nederlanders in 2040 tot hun 67 jaar zouden werken.
donderdag 12 juni 2008
Armoede gevaarlijk dicht voor 75-plussers
Drie academici, onder wie de topacademica in sociale zaken, Bea Cantillon (UA), luiden de alarmklok over de Belgische pensioenen in het Tijdschrift voor Sociale Zekerheid. Het drietal - met ook Hendrik Larmuseau en Stijn Lefebure - zeggen dat onze pensioenen langzaam afkalven. Dat gebeurt via een simpel mechanisme: terwijl de welvaart van de rest van de bevolking gemiddeld met 2,25 procent per jaar stijgt, gaan de pensioenen maar met 0,5 procent per jaar omhoog. Dus gaan ze jaar na jaar met 1,75 procent achteruit. Na 20 jaar is dat goed 40 procent.
Vandaag zit al een kwart van alle 65-plussers onder de armoedegrens (zie tabel). Voor de 75-plussers die tien jaar of langer op pensioen zijn, zal dat 41 procent in 2016, 44 procent in 2021.
Onze pensioenen hebben de groei van de welvaart niet gevolgd. In andere landen wel. Ze verwachten dat onze pensioenen straks 'de laagste in de Bismarc-landen' zijn. Dat zijn de landen waar de overheid de ambitie heeft een wettelijk pensioen te verstrekken dat de gepensioneerden in staat stelt hun vroegere levensstandaard min of meer te handhaven. In de 'Beveridge-landen' geeft de overheid de gepensioneerden een vrij laag basispensioen - voor iedereen gelijk - en moeten ze in hun loopbaan, met hun werkgevers, een inkomensgebonden pensioen opbouwen.
Het wettelijke pensioen in België evolueert naar een laag basisbedrag, bijna gelijk voor iedereen, en begint nu pas heel schuchter met de opbouw van aanvullende pensioenen, voor sommigen.
Topman Gabriël Perle van de RVP, de Rijksdienst voor Pensioenen, kon gisteren in een gesprek met De Standaard, niet anders dan die diagnose bevestigen. Hij hecht vooral belang aan de verhouding pensioen/laatst verdiende loon. Als die vervangingsratio te klein wordt, verdwijnt het geloof in het pensioensysteem. Wie een hele loopbaan werkte en maar 1.500 euro verdiende, krijgt doorgaans 1.000 euro pensioen. Dat is nog 2/3. Dat kan nog net. Wie meer verdiende, heeft nauwelijks meer pensioen. En dat kan niet meer. Een herwaarderingscoëfficiënt en het afschaffen van de plafonds kan dat optrekken. Maar hoe dat financieren?
'Hogere bijdragen? Niet haalbaar nu. Wat misschien kan, is een aanvullend pensioen verplichten voor alle werkenden. Dan spaart iedereen extra voor een eigen pensioen.'
Heeft hij het voorbije jaar, in de politieke luwte, dat niet kunnen voorbereiden in gesprekken met parlementsleden bijvoorbeeld? 'Ik heb er geen gezien. Mijn deur staat nochtans open.' Met de sociale partners heeft hij afzonderlijk gesprekken gevoerd, en 'gevoeld dat een en ander mogelijk is' maar 'er zijn nog taboes: de pensioenleeftijd, de overheidsinbreng in de tweede en derde pijler'.
Het regeerakkoord spreekt van een grote pensioenconferentie. 'Die zal er komen. De politiek zal wellicht wachten tot na 15 juli.'
In het feit dat we het laatste land zijn dat aan een pensioenhervorming begint, ziet hij 'toch nog voordelen: dan kunnen we gebruik maken van de ervaringen en inzichten die al die andere landen al hebben opgedaan.' Trots geeft hij het eerste exemplaar mee van het verslag van een recent colloquium van zijn diensten over de pensioenhervormingen. Daarin staan de Zweedse, Franse en Duitse ervaringen beschreven. Hij ziet veel in de Zweedse.
Aanvullend pensioen mogelijk verplicht
Onze pensioenen zijn laag en moeilijk te verhogen. Moeten we de opbouw van een aanvullend pensioen verplichten?
Drie academici, onder wie Bea Cantillon, de topacademica inzake sociale zekerheid, luiden de alarmklok over de Belgische pensioenen. Ze zijn veel te laag. En de topman van de pensioendiensten (RVP), Gabriel Perl, bevestigt die diagnose in een gesprek met De Standaard. Hij stelt de vraag: moeten we de opbouw van een aanvullend pensioen niet verplichten?
Beiden zeggen dat de Belgische gepensioneerden 'niet delen in de welvaartsgroei': hun inkomen blijft achter op dat van de werkenden. Onlangs bevestigden Oeso-statistieken dat de vervangingsratio van onze pensioenen (verhouding pensioen/laatst verdiende loon) bij de laagste geworden is in de Westerse wereld.
Volgens Cantillon en de andere academici dreigt ons land binnenkort de laagste pensioenen te hebben van de 'Bismarck-landen'; dat zijn de landen waarvan de overheid de inwoners niet alleen een minimum basispensioen garandeert, maar een pensioen dat in verhouding staat tot hun vroeger loon zodat ze hun levensstandaard kunnen handhaven zonder aanvullend pensioen. Ons land is in alle stilte uit die groep aan het wegvallen.
De academici zeggen ook dat ons land een planning had om vooral tussen 2000 en 2010 reserves op te bouwen om de volgende decennia 'decente' wettelijke pensioenen te kunnen betalen. Maar het is 2008 en die doelstellingen 'zijn maar zeer gedeeltelijk gehaald'.
Een verhoging van de solidaire sociale bijdragen zoals de academici tussen de lijnen suggereren, is politiek niet haalbaar, denkt Gabriel Perl. Misschien is het wel haalbaar de mensen en hun werkgevers te verplichten extra te betalen voor een aanvullend gekapitaliseerd pensioen: dat is beter verdedigbaar 'want dan is het voor henzelf'.
Ongeveer de helft van de werknemers bouwt vandaag op basis van vrijwillige sectorale of bedrijfs-cao's, al een aanvullend pensioen op. Maar doorgaans gaat dit maar om zeer bescheiden bedragen.
Drie academici, onder wie Bea Cantillon, de topacademica inzake sociale zekerheid, luiden de alarmklok over de Belgische pensioenen. Ze zijn veel te laag. En de topman van de pensioendiensten (RVP), Gabriel Perl, bevestigt die diagnose in een gesprek met De Standaard. Hij stelt de vraag: moeten we de opbouw van een aanvullend pensioen niet verplichten?
Beiden zeggen dat de Belgische gepensioneerden 'niet delen in de welvaartsgroei': hun inkomen blijft achter op dat van de werkenden. Onlangs bevestigden Oeso-statistieken dat de vervangingsratio van onze pensioenen (verhouding pensioen/laatst verdiende loon) bij de laagste geworden is in de Westerse wereld.
Volgens Cantillon en de andere academici dreigt ons land binnenkort de laagste pensioenen te hebben van de 'Bismarck-landen'; dat zijn de landen waarvan de overheid de inwoners niet alleen een minimum basispensioen garandeert, maar een pensioen dat in verhouding staat tot hun vroeger loon zodat ze hun levensstandaard kunnen handhaven zonder aanvullend pensioen. Ons land is in alle stilte uit die groep aan het wegvallen.
De academici zeggen ook dat ons land een planning had om vooral tussen 2000 en 2010 reserves op te bouwen om de volgende decennia 'decente' wettelijke pensioenen te kunnen betalen. Maar het is 2008 en die doelstellingen 'zijn maar zeer gedeeltelijk gehaald'.
Een verhoging van de solidaire sociale bijdragen zoals de academici tussen de lijnen suggereren, is politiek niet haalbaar, denkt Gabriel Perl. Misschien is het wel haalbaar de mensen en hun werkgevers te verplichten extra te betalen voor een aanvullend gekapitaliseerd pensioen: dat is beter verdedigbaar 'want dan is het voor henzelf'.
Ongeveer de helft van de werknemers bouwt vandaag op basis van vrijwillige sectorale of bedrijfs-cao's, al een aanvullend pensioen op. Maar doorgaans gaat dit maar om zeer bescheiden bedragen.
Straks voor iedereen een jaarlijks uittreksel met 'de stand van uw pensioen'?
De overheid verplicht pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen jaarlijks aan de betrokkenen te melden hoever de opbouw van hun aanvullend (tweede- en derdepijler-)pensioen al gevorderd is. Waarom past de overheid dat niet toe voor de wettelijke pensioenen die ze zelf verstrekt? Dat vraagt kamerlid Maggie De Block (Open VLD). 'Sinds enkele jaren stuurt de overheid de mensen wel een pensioenraming toe als ze 55 worden. Dat is een hele vooruitgang, maar op 55 kan je je loopbaan nauwelijks nog veranderen. Voor vrouwen is dat extra belangrijk, die hebben vaak een “slechte loopbaan, voor het pensioen. Dan zouden ze de gevolgen daarvan tijdig zien.' Ze dient in de Kamer een resolutie in, die de overheid vraagt jaarlijks 'een stand van het pensioen' te verstrekken.
Gabriël Perl, topman van de Rijksdienst voor Pensioenen: 'Geen slecht idee. Maar we moeten het haalbaar maken. Op je 22ste weten dat je al een habbekrats hebt, heeft weinig zin. Pas op 55 een cijfer krijgen, is vrij laat. Ons eerste doel is op jongere leeftijd dan 55, de cijfers geven. Het tweede doel is de pensioensimulator (www.kenuwpensioen.be) individualiseerbaar maken en koppelen aan de persoonlijke pensioengegevens. Maar we kunnen dit alleen voor werknemers. Voor de zelfstandigen krijgen we te weinig gegevens van de sociale kassen. En de overheid begon tot voor kort pas pensioengegevens te verzamelen voor de ambtenaren, op het moment dat ze hun pensioenaanvragen indienden.'
Gabriël Perl, topman van de Rijksdienst voor Pensioenen: 'Geen slecht idee. Maar we moeten het haalbaar maken. Op je 22ste weten dat je al een habbekrats hebt, heeft weinig zin. Pas op 55 een cijfer krijgen, is vrij laat. Ons eerste doel is op jongere leeftijd dan 55, de cijfers geven. Het tweede doel is de pensioensimulator (www.kenuwpensioen.be) individualiseerbaar maken en koppelen aan de persoonlijke pensioengegevens. Maar we kunnen dit alleen voor werknemers. Voor de zelfstandigen krijgen we te weinig gegevens van de sociale kassen. En de overheid begon tot voor kort pas pensioengegevens te verzamelen voor de ambtenaren, op het moment dat ze hun pensioenaanvragen indienden.'
Nieuwe wedden secretarissen - perequatie pensioenen
Op 1 januari 2007 is ook juist het perequatiemechanisme voor de pensioenen van de openbare sector aangepast van een individueel naar een korvensysteem.
Het oude systeem was een individuele perequatie gebaseerd op de evolutie van het maximum van de weddenschaal verbonden aan de graad waarvan de betrokkene titularis was op het ogenblik van zijn opruststelling.
Sinds 1 januari 2007 werd er een nieuw transparanter en operationeler perequatiemechanisme ingesteld dat niet langer gekoppeld is aan de individuele graad van het personeelslid en dat bovendien toelaat om een meer solidaire perequatie te bereiken. Het nieuwe stelsel voorziet in een perequatie per korf (waarin meerdere graden/bezoldigingen zijn opgenomen) die automatisch uitgevoerd wordt op het einde van elke referentieperiode van twee jaar, rekening houdend met de evolutie van de globale bezoldigingen binnen de korf gedurende die periode. Indien er dus een graad in uw korf verhoogd, maar niet uw graad zelf, gaat men daar mee van kunnen profiteren. Echter kan men er natuurlijk ook nadeel van ondervinden vb. indien uw graad met 10% gestegen is in de referteperiode en de andere graden in uw korf niet, zullen de pensioenen in uw graad niet optimaal van deze stijging kunnen profiteren, gezien de stijging getemperd word door de andere graden.
De besturen hebben nu de keuze, gezien de verhogingen exact terugwerken tot op datum van 1 januari 2007, om te beslissen volgens welk systeem deze nieuwe salarisverhogingen een invloed gaan hebben.
Indien men voor 30 juni 2008 de raadsbeslissing met de goedkeuring van de toeziendhoudende overheid i.v.m. de nieuwe salarisschalen aangetekend opstuurt naar de Pensioensdienst voor de Overheidssector (PDOS), Dienst Informatiebeheer, Victor Hortaplein 40 – bus 30, 1060 Brussel, zullen de op 31 december 2006 lopende pensioenen met betrekking tot deze schalen nog geperequateerd worden volgens het oude (individuele) systeem.
Indien men passief blijft, past de PDOS voor deze verhogingen al het korvensysteem toe.
Er is geen sprake van een voordeliger systeem en het blijft dus een geheel vrijblijvende keuze.
maandag 9 juni 2008
API: Nederlandse oplossing voor Europa?
Het kabinet heeft eind 2007 een hoofdlijnennotitie uitgebracht over de invoering van een Algemene Pensioeninstelling (API). Daarmee wordt het mogelijk om een nieuw soort pensioenuitvoerder op te richten die specifiek op de Europese markt kan opereren. Een API heeft meer mogelijkheden dan pensioenfondsen om grensoverschrijdend te werken en moet de concurrentiepositie van Nederland op de Europese pensioenmarkt verbeteren. Wat betekent dit voor de Nederlandse pensioenmarkt en wat is de stand van zaken?
Huidige beperkingen
De Europese pensioenmarkt is een sterke groeimarkt. De vraag naar pensioenadministratie, vermogensbeheer en verzekeringen zal enorm toenemen. De Europese richtlijn voor bedrijfspensioenvoorzieningen maakt weliswaar grensoverschrijdende activiteiten mogelijk, maar Nederlandse pensioenfondsen kunnen op dit moment onvoldoende inspelen op de Europese ontwikkelingen. Dit komt doordat de Pensioenwet pensioenfondsen een aantal beperkingen oplegt. Pensioenfondsen mogen bijvoorbeeld alleen regelingen uitvoeren voor de eigen solidariteitskring. Ook vormen Nederlandse pensioenfondsen altijd één solidair geheel; regelingen en de daarbij horende vermogens mogen niet worden afgescheiden. Verder zijn Nederlandse pensioenfondsen gehouden aan strikte productafbakening en moeten zij zich houden aan strengere regels voor bestuurssamenstelling, medezeggenschap en Pension Fund Governance. Ook de strenge eisen gesteld in het Financieel Toetsingskader (FTK) spelen een belangrijke rol in de discussie.
Nederland aantrekkelijker maken als vestigingsplaats voor
het bedienen van de internationale pensioenmarkt
Betere concurrentiepositie
Andere landen zijn al druk bezig om een plek op de Europese pensioenmarkt te veroveren. Met de introductie van een Algemene Pensioeninstelling wil het kabinet de Europese richtlijn voor Nederland invullen. Een API moet niet alleen Nederlandse maar ook buitenlandse pensioenregelingen kunnen uitvoeren. Tegelijkertijd kunnen ook andere landen Nederlandse pensioenregelingen gaan uitvoeren. Met de API wil het kabinet Nederland aantrekkelijker maken als vestigingsplaats voor het bedienen van de internationale pensioenmarkt.
Kenmerken API
Hoe ziet een API er nu eigenlijk uit? Er zijn diverse verschillen met de huidige pensioenuitvoerders:
Een API is niet gebonden aan één bepaalde bedrijfstak of werkgever.
Een API kent niet de eis tot één financieel geheel. Dat betekent dat een API verschillende pensioenregelingen mag uitvoeren, waarbij activa en passiva van elkaar kunnen worden afgescheiden (het zogenoemde ‘ringfencing’).
Een API mag verzekeringsproducten aanbieden, zoals levensloopproducten en producten t.b.v. de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-producten).
Een API is zelf verantwoordelijk voor het beheerde pensioenvermogen en mag met een Europees paspoort grensoverschrijdende activiteiten uitvoeren.
In principe mag iedereen een API oprichten.
Een API heeft geen bijzondere voorwaarden voor de samenstelling van het bestuur.
Een API mag overigens géén verplichtgestelde bedrijfstakpensioenregeling uitvoeren.
De API biedt mogelijkheden tot samenwerking die er op dit moment niet zijn
Stand van zaken
Er is nog veel onduidelijkheid over de invulling van de API. Toch wil het ministerie van SZW graag verder. Daarom is besloten om de ontwikkelingen in het API dossier in fasen te verdelen. De eerste fase is de introductie van de PPI (PremiePensioensinstelling). Dit is een API om DC-regelingen uit te voeren. Het idee hierachter is dat de API vooral voor de Europese markt is bedoeld omdat in het buitenland DC-regelingen meer gangbaar zijn dan in Nederland. De wettekst voor de PPI ligt nu ter consultatie. De streefdatum voor de invoering van de PPI is 1 januari 2009.
Ondernemingspensioenfondsen
De introductie van een API lijkt vooral kansen te bieden aan ondernemingspensioenfondsen. De API biedt mogelijkheden tot samenwerking die er op dit moment niet zijn. Het kabinet ziet vooral mogelijkheden voor ondernemingspensioenfondsen die willen samenwerken of samengaan. De Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) wil ook dat ondernemingspensioenfondsen op korte termijn de mogelijkheid krijgen om pensioenregelingen van meerdere ondernemingen gezamenlijk uit te laten voeren. Dit kan inderdaad via de instelling van een API, maar zou ook via een aanpassing in de Pensioenwet gerealiseerd kunnen worden. De OPF heeft een voorkeur voor de Pensioenwetroute en zou al vanaf 2009 meer mogelijkheden voor samenwerking voor ondernemingspensioenfondsen willen.
Huidige beperkingen
De Europese pensioenmarkt is een sterke groeimarkt. De vraag naar pensioenadministratie, vermogensbeheer en verzekeringen zal enorm toenemen. De Europese richtlijn voor bedrijfspensioenvoorzieningen maakt weliswaar grensoverschrijdende activiteiten mogelijk, maar Nederlandse pensioenfondsen kunnen op dit moment onvoldoende inspelen op de Europese ontwikkelingen. Dit komt doordat de Pensioenwet pensioenfondsen een aantal beperkingen oplegt. Pensioenfondsen mogen bijvoorbeeld alleen regelingen uitvoeren voor de eigen solidariteitskring. Ook vormen Nederlandse pensioenfondsen altijd één solidair geheel; regelingen en de daarbij horende vermogens mogen niet worden afgescheiden. Verder zijn Nederlandse pensioenfondsen gehouden aan strikte productafbakening en moeten zij zich houden aan strengere regels voor bestuurssamenstelling, medezeggenschap en Pension Fund Governance. Ook de strenge eisen gesteld in het Financieel Toetsingskader (FTK) spelen een belangrijke rol in de discussie.
Nederland aantrekkelijker maken als vestigingsplaats voor
het bedienen van de internationale pensioenmarkt
Betere concurrentiepositie
Andere landen zijn al druk bezig om een plek op de Europese pensioenmarkt te veroveren. Met de introductie van een Algemene Pensioeninstelling wil het kabinet de Europese richtlijn voor Nederland invullen. Een API moet niet alleen Nederlandse maar ook buitenlandse pensioenregelingen kunnen uitvoeren. Tegelijkertijd kunnen ook andere landen Nederlandse pensioenregelingen gaan uitvoeren. Met de API wil het kabinet Nederland aantrekkelijker maken als vestigingsplaats voor het bedienen van de internationale pensioenmarkt.
Kenmerken API
Hoe ziet een API er nu eigenlijk uit? Er zijn diverse verschillen met de huidige pensioenuitvoerders:
Een API is niet gebonden aan één bepaalde bedrijfstak of werkgever.
Een API kent niet de eis tot één financieel geheel. Dat betekent dat een API verschillende pensioenregelingen mag uitvoeren, waarbij activa en passiva van elkaar kunnen worden afgescheiden (het zogenoemde ‘ringfencing’).
Een API mag verzekeringsproducten aanbieden, zoals levensloopproducten en producten t.b.v. de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-producten).
Een API is zelf verantwoordelijk voor het beheerde pensioenvermogen en mag met een Europees paspoort grensoverschrijdende activiteiten uitvoeren.
In principe mag iedereen een API oprichten.
Een API heeft geen bijzondere voorwaarden voor de samenstelling van het bestuur.
Een API mag overigens géén verplichtgestelde bedrijfstakpensioenregeling uitvoeren.
De API biedt mogelijkheden tot samenwerking die er op dit moment niet zijn
Stand van zaken
Er is nog veel onduidelijkheid over de invulling van de API. Toch wil het ministerie van SZW graag verder. Daarom is besloten om de ontwikkelingen in het API dossier in fasen te verdelen. De eerste fase is de introductie van de PPI (PremiePensioensinstelling). Dit is een API om DC-regelingen uit te voeren. Het idee hierachter is dat de API vooral voor de Europese markt is bedoeld omdat in het buitenland DC-regelingen meer gangbaar zijn dan in Nederland. De wettekst voor de PPI ligt nu ter consultatie. De streefdatum voor de invoering van de PPI is 1 januari 2009.
Ondernemingspensioenfondsen
De introductie van een API lijkt vooral kansen te bieden aan ondernemingspensioenfondsen. De API biedt mogelijkheden tot samenwerking die er op dit moment niet zijn. Het kabinet ziet vooral mogelijkheden voor ondernemingspensioenfondsen die willen samenwerken of samengaan. De Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) wil ook dat ondernemingspensioenfondsen op korte termijn de mogelijkheid krijgen om pensioenregelingen van meerdere ondernemingen gezamenlijk uit te laten voeren. Dit kan inderdaad via de instelling van een API, maar zou ook via een aanpassing in de Pensioenwet gerealiseerd kunnen worden. De OPF heeft een voorkeur voor de Pensioenwetroute en zou al vanaf 2009 meer mogelijkheden voor samenwerking voor ondernemingspensioenfondsen willen.
Voor groei is investeren in deskundigheid nodig, Mariët van der Berg (GBF)
Door nieuwe wetgeving en maatschappelijke trends moeten pensioenfondsen innoveren, veranderen en meer tijd in deskundigheid en communicatie steken.
Natuurlijk moeten pensioenuitvoerders deskundig zijn, net als besturen van fondsen. De afspraken in de CAO moeten wel uit te voeren zijn. Wij als pensioenuitvoerders hebben deskundigheid over wat uitvoerbaar is én veel kennis van de bedrijfstak én van pensioenen. Dat is belangrijk voor advisering aan het bestuur. Daarom ook moeten pensioenuitvoerders met opleidingen investeren in deskundigheid van haar medewerkers.
Vroeger leunden de sociale partners op onze kennis. Onder invloed van ‘Pension Fund Governance’ (goed pensioenbestuur) zijn we nu losser van elkaar komen te staan. Uitvoerders moeten dus juist nu deskundig zijn. Deskundigheid is ook in toenemende mate van belang door alle veranderingen in de pensioenwereld. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de uitvoering en aan de communicatie naar de deelnemers.
Politici maken het ook lang niet altijd makkelijk. Een voorbeeld: nu wil de politiek pensioensparen ontmoedigen. Maar het vorige kabinet Balkenende had na het verdwijnen van de vut juist toegezegd dat mensen konden sparen om eerder met pensioen te gaan. Langer doorwerken is nu de maatschappelijke trend, terwijl de pensioenwereld producten heeft om eerder te stoppen met werken.
Trends
Juist ook vanwege de trends in pensioenland zijn we actief bezig met innovatie en de prijs- prestatieverhouding in onze producten. Dat moet, ook al omdat we geen monopolist meer zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat als je producten magertjes zijn of te duur, of je communicatie is slecht, dat ze dan zeggen: we gaan naar een andere pensioenuitvoerder.
Je moet groeien als pensioenfonds en dat betekent investeren in mensen, in deskundige mensen. Doe je niks, dan word je duurder. De kunst is om goede producten en diensten te bieden en toch niet te hoge kosten te maken, de kostprijs per deelnemer moet gelijk blijven. We worden nu een bedrijf. Ja, en daarom vind ik het hier zo boeiend.
We zijn volop bezig met hoe je de communicatie slim organiseert. Nu moeten bijvoorbeeld 60.000 UPO’s (Uniforme Pensioen Overzichten) naar de actieve deelnemers. Als mensen op de website kunnen inloggen en hun pensioeninformatie kunnen zien heb je dat hele UPO-gebeuren niet meer nodig. Dat scheelt een bak met werk! Waar het om gaat is dat je voldoet aan wet- en regelgeving, dat je klantgericht bent en toch de kosten in de hand houdt.
Nieuwe generatie
Ik ben van de generatie die zegt: ik wil 1 pensioenuitvoerder of verzekeraar. De nieuwe generatie wil zelf bepalen. En er zijn ook steeds meer zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) die dat willen. Dat zijn maatschappelijke ontwikkelingen waar pensioenfondsen nog onvoldoende op ingesteld zijn. De jongere generatie staat nu eenmaal heel anders in het leven, die is sowieso niet geïnteresseerd in pensioen.
Mariët van den Berg
personeelsmanager Grafische Bedrijfsfondsen (GBF)
Natuurlijk moeten pensioenuitvoerders deskundig zijn, net als besturen van fondsen. De afspraken in de CAO moeten wel uit te voeren zijn. Wij als pensioenuitvoerders hebben deskundigheid over wat uitvoerbaar is én veel kennis van de bedrijfstak én van pensioenen. Dat is belangrijk voor advisering aan het bestuur. Daarom ook moeten pensioenuitvoerders met opleidingen investeren in deskundigheid van haar medewerkers.
Vroeger leunden de sociale partners op onze kennis. Onder invloed van ‘Pension Fund Governance’ (goed pensioenbestuur) zijn we nu losser van elkaar komen te staan. Uitvoerders moeten dus juist nu deskundig zijn. Deskundigheid is ook in toenemende mate van belang door alle veranderingen in de pensioenwereld. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de uitvoering en aan de communicatie naar de deelnemers.
Politici maken het ook lang niet altijd makkelijk. Een voorbeeld: nu wil de politiek pensioensparen ontmoedigen. Maar het vorige kabinet Balkenende had na het verdwijnen van de vut juist toegezegd dat mensen konden sparen om eerder met pensioen te gaan. Langer doorwerken is nu de maatschappelijke trend, terwijl de pensioenwereld producten heeft om eerder te stoppen met werken.
Trends
Juist ook vanwege de trends in pensioenland zijn we actief bezig met innovatie en de prijs- prestatieverhouding in onze producten. Dat moet, ook al omdat we geen monopolist meer zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat als je producten magertjes zijn of te duur, of je communicatie is slecht, dat ze dan zeggen: we gaan naar een andere pensioenuitvoerder.
Je moet groeien als pensioenfonds en dat betekent investeren in mensen, in deskundige mensen. Doe je niks, dan word je duurder. De kunst is om goede producten en diensten te bieden en toch niet te hoge kosten te maken, de kostprijs per deelnemer moet gelijk blijven. We worden nu een bedrijf. Ja, en daarom vind ik het hier zo boeiend.
We zijn volop bezig met hoe je de communicatie slim organiseert. Nu moeten bijvoorbeeld 60.000 UPO’s (Uniforme Pensioen Overzichten) naar de actieve deelnemers. Als mensen op de website kunnen inloggen en hun pensioeninformatie kunnen zien heb je dat hele UPO-gebeuren niet meer nodig. Dat scheelt een bak met werk! Waar het om gaat is dat je voldoet aan wet- en regelgeving, dat je klantgericht bent en toch de kosten in de hand houdt.
Nieuwe generatie
Ik ben van de generatie die zegt: ik wil 1 pensioenuitvoerder of verzekeraar. De nieuwe generatie wil zelf bepalen. En er zijn ook steeds meer zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) die dat willen. Dat zijn maatschappelijke ontwikkelingen waar pensioenfondsen nog onvoldoende op ingesteld zijn. De jongere generatie staat nu eenmaal heel anders in het leven, die is sowieso niet geïnteresseerd in pensioen.
Mariët van den Berg
personeelsmanager Grafische Bedrijfsfondsen (GBF)
Ombudsman eist openheid verzekeraars
Met deze boodschap zet de Ombudsman financiële dienstverlening, Jan Wolter Wabeke, betrokken verzekeraars in een brief verder onder druk. Wabeke kan bindende uitspraken doen, die voor alle verzekeraars gelden.
Verzekeraars hebben sinds de jaren negentig in totaal 6,5 miljoen beleggingspolissen verkocht, waarbij vaak een groot deel van de inleg (40 procent of meer is geen uitzondering) wordt afgetrokken als kosten. Polishouders wisten van tevoren niet dat zij zoveel kosten moesten betalen.
Wabeke kwam in maart dit jaar met aanbevelingen. Hij zei onder meer dat verzekeraars jaarlijks maximaal 2,5 procent (en in uitzonderlijke gevallen 3,5 procent) aan kosten mogen inhouden. De te veel ingehouden kosten van afgelopen jaren zouden gecompenseerd moeten worden.
Veel verzekeraars gaven aan de aanbevelingen te zullen opvolgen, maar Wabeke heeft daar nooit meer iets van vernomen, schrijft hij nu. Hij vindt het „ongewenst” dat polishouders nog steeds niets weten over compensatie. In een reactie zegt het Verbond van Verzekeraars constructief te zullen meewerken aan het verzoek van Wabeke. „We hebben eerder afgesproken dat we eind 2009 volledige helderheid zouden bieden. Ik weet niet of alles binnen vier weken klaar is”, aldus een woordvoerder.
De woekerpoliskwestie heeft tot ruzie geleid tussen minister Bos (Financiën, PvdA) en het Instituut Financieel Onderzoek. Dat moet in opdracht van Bos een rapport uitbrengen, maar stelt dat steeds uit. Bos overweegt het nu zelf te doen.
maandag 2 juni 2008
Wees waakzaam
Een fait divers zoals dat heet, op het eerste zicht.
Maar misschien is er wel meer aan de hand.
Het gaat hier over Calpers.
Dat is een pensioenfonds in Californië. Voluit heet het fonds: California Public Employees’ Retirement System.
Niet zo maar een pensioenfonds, maar waarschijnlijk het grootste van deze planeet met meer dan 240 miljard dollars onder zijn vleugels.
Op 30 juni 2008 is het D-Day. Dan wordt het jaarverslag voor 2007 besproken. Allen daarheen zou ik zeggen. Voor de verrassingen. Want die gaan er zijn.
Bij de hand heb ik hier het verslag van 30 juni van 2007.
Het leest als een verhaal uit lang vervlogen tijden: 641.000 Bear Stearns aan 140 USD, 22 miljoen Banc of America aan 48 USD, 23 miljoen Citibank aan 51 USD, 565.000 AMBAC aan 87 USD, 948.000 MBIA aan 62 USD, enz….
Hoeveel verliezen gaan gerapporteerd worden in het verslag van juni 2008?
Het antwoord is: veel.
En sommigen zien de bui al hangen. En nemen ontslag.
Zoals dit bericht illustreert:
CalPERS resignations not connected - turmoil denied
Sam Zuckerman, Chronicle Staff Writer
Wednesday, April 30, 2008
The resignation of the CEO of California 's public employee retirement system, announced Monday, was its second high-level departure in less than a week, prompting speculation about turmoil at the $240 billion pension fund.
Op het pensioenfondsfront is er ook alleen maar stilte te horen.
Wie aandachtig luistert hoort geen speld vallen. Is Calpers een alleenstaand geval? Neen, zeker niet.
Pensioenfondsen en andere financiële instellingen vonden het enkele jaren terug oubollig om geld op ouderwetse manier in aandelen en obligaties te beleggen. Het kon beter en spannender: private equity, risicokapitaal, derivaten en grondstoffenfutures. Misschien dat ze vergeten zijn dat zij beleggen voor rekening van ouder wordende mensen die dit geld nodig hebben.
Het is angstwekkend wat er gebeurt.
Vervolg Wolftrader
Abonneren op:
Posts (Atom)
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :