Drie academici, onder wie de topacademica in sociale zaken, Bea Cantillon (UA), luiden de alarmklok over de Belgische pensioenen in het Tijdschrift voor Sociale Zekerheid. Het drietal - met ook Hendrik Larmuseau en Stijn Lefebure - zeggen dat onze pensioenen langzaam afkalven. Dat gebeurt via een simpel mechanisme: terwijl de welvaart van de rest van de bevolking gemiddeld met 2,25 procent per jaar stijgt, gaan de pensioenen maar met 0,5 procent per jaar omhoog. Dus gaan ze jaar na jaar met 1,75 procent achteruit. Na 20 jaar is dat goed 40 procent.
Vandaag zit al een kwart van alle 65-plussers onder de armoedegrens (zie tabel). Voor de 75-plussers die tien jaar of langer op pensioen zijn, zal dat 41 procent in 2016, 44 procent in 2021.
Onze pensioenen hebben de groei van de welvaart niet gevolgd. In andere landen wel. Ze verwachten dat onze pensioenen straks 'de laagste in de Bismarc-landen' zijn. Dat zijn de landen waar de overheid de ambitie heeft een wettelijk pensioen te verstrekken dat de gepensioneerden in staat stelt hun vroegere levensstandaard min of meer te handhaven. In de 'Beveridge-landen' geeft de overheid de gepensioneerden een vrij laag basispensioen - voor iedereen gelijk - en moeten ze in hun loopbaan, met hun werkgevers, een inkomensgebonden pensioen opbouwen.
Het wettelijke pensioen in België evolueert naar een laag basisbedrag, bijna gelijk voor iedereen, en begint nu pas heel schuchter met de opbouw van aanvullende pensioenen, voor sommigen.
Topman Gabriël Perle van de RVP, de Rijksdienst voor Pensioenen, kon gisteren in een gesprek met De Standaard, niet anders dan die diagnose bevestigen. Hij hecht vooral belang aan de verhouding pensioen/laatst verdiende loon. Als die vervangingsratio te klein wordt, verdwijnt het geloof in het pensioensysteem. Wie een hele loopbaan werkte en maar 1.500 euro verdiende, krijgt doorgaans 1.000 euro pensioen. Dat is nog 2/3. Dat kan nog net. Wie meer verdiende, heeft nauwelijks meer pensioen. En dat kan niet meer. Een herwaarderingscoëfficiënt en het afschaffen van de plafonds kan dat optrekken. Maar hoe dat financieren?
'Hogere bijdragen? Niet haalbaar nu. Wat misschien kan, is een aanvullend pensioen verplichten voor alle werkenden. Dan spaart iedereen extra voor een eigen pensioen.'
Heeft hij het voorbije jaar, in de politieke luwte, dat niet kunnen voorbereiden in gesprekken met parlementsleden bijvoorbeeld? 'Ik heb er geen gezien. Mijn deur staat nochtans open.' Met de sociale partners heeft hij afzonderlijk gesprekken gevoerd, en 'gevoeld dat een en ander mogelijk is' maar 'er zijn nog taboes: de pensioenleeftijd, de overheidsinbreng in de tweede en derde pijler'.
Het regeerakkoord spreekt van een grote pensioenconferentie. 'Die zal er komen. De politiek zal wellicht wachten tot na 15 juli.'
In het feit dat we het laatste land zijn dat aan een pensioenhervorming begint, ziet hij 'toch nog voordelen: dan kunnen we gebruik maken van de ervaringen en inzichten die al die andere landen al hebben opgedaan.' Trots geeft hij het eerste exemplaar mee van het verslag van een recent colloquium van zijn diensten over de pensioenhervormingen. Daarin staan de Zweedse, Franse en Duitse ervaringen beschreven. Hij ziet veel in de Zweedse.