Posts tonen met het label covive. Alle posts tonen
Posts tonen met het label covive. Alle posts tonen

woensdag 7 oktober 2009

Ouderen in Vlaanderen 1975-2005


Het CoViVE-consortium publiceerde een overzicht van de situatie van ouderen in Vlaanderen tijdens de afgelopen drie decennia. Het biedt een overzicht van de levenssituatie van Vlaamse ouderen op het terrein van zorg, welvaart, vermogen en gezondheid. Tegelijkertijd positioneren we de ouderen in hun Belgische en Europese context.

Dit boek levert een belangrijke bijdrage aan het maatschappelijke debat over de veroudering dat momenteel in heel Europa wordt gevoerd. Door de historische wortels van de vergrijzing te belichten, wordt duidelijk dat de kenmerken van het toekomstige vergrijsde Vlaanderen vandaag al zijn vastgelegd. Van de generaties die de komende veertig jaar met pensioen zullen gaan, zullen het kinderaantal, het opleidingsniveau en vele andere sociologische kenmerken niet of nauwelijks nog wijzigen. In dit boek reflecteren Vlaamse wetenschappelijke experten over de gevolgen van de socio-economische, demografische en beleidsmatige veranderingen in de voorbije dertig jaar voor de toekomstige vergrjizingsproblematiek in Vlaanderen en België.

Cantillon, B., Van den Bosch, K. & S. Lefebure (ed.), Ouderen in Vlaanderen 1975-2005, Acco: Leuven/Voorburg, p. 243.

dinsdag 6 oktober 2009

Ouderen in Vlaanderen en Europa: Over welvaart, welzijn en zorg.


Op 5 maart 2009 kwam het Consortium samen om de stand van zaken rond de vergrijzing in Vlaanderen toe te lichten vanuit Europees perspectief. Plaats van afspraak was in de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten te Brussel. In overleg met beleidsmakers en publiek werden de dubbelzinnige signalen rondom de vergrijzing besproken. Een jaarlijkse rapportenstroom van internationale organisaties bevestigt dat België tot de meest welvarende landen van de wereld behoort. Ons inkomen, onze scholingsgraad en onze levensverwachting zijn hoog. Tegelijkertijd komt de Europese Commissie jaarlijks met een rapport waaruit blijkt dat de relatieve inkomensarmoede onder ouderen in België bij de hoogste van de Europese Unie is.

Al deze internationaal vergelijkende rapporten vertrekken van het landenniveau. De bevindingen voor België zijn niet zomaar te vertalen naar Vlaanderen. Omdat een groot aantal verantwoordelijkheden tot de bevoegdheid van de regionale overheden behoren, wordt het voor het beleid bovendien steeds belangrijker te weten hoe Vlaanderen zich verhoudt ten opzichte van andere landen en regio’s. Deze studiedag laat academici, stakeholders en beleidsmakers aan het woord. Met een combinatie van detailstudies en internationaal comparatief onderzoek bieden we een plaatsbepaling van Vlaamse ouderen op het domein van gezondheid, inkomen, consumptie, sociale participatie en eenzaamheid.

De bijdragen aan deze studiedag zijn gebundeld in het boek “Ouderen in Vlaanderen en Europa: tussen vermogen en afhankelijkheid”, Cantillon e.a. (red), ACCO: Leuven.

Bijhorende documenten
Presentatie Lierman
Presentatie Dekoker
Presentatie Geerts
Presentatie Lefebure
Presentatie Pacolet Capeau
Tekst Pacolet Capeau
Presentatie Deboosere

woensdag 4 maart 2009

Spaarvarken beschermt Vlaamse gepensioneerden tegen armoede

Als we enkel naar hun inkomen kijken, behoren de Vlaamse gepensioneerden tot de armsten van Europa. Maar bij een vergelijking van hun leefomstandigheden rukken ze plots op naar het koppeloton. Die paradox wordt vooral verklaard door de flinke spaarpot die veel Vlaamse ouderen hebben aangelegd. De 12 procent die daar niet toe in staat was, heeft wel zware pech.
De Belgische én Vlaamse pensioenparadox worden uit de doeken gedaan in twee onderzoeken die morgen voorgesteld worden op de studiedag 'Ouderen in Vlaanderen en Europa. Tussen vermogen en afhankelijkheid.' Drie onderzoekers van het Antwerpse CSB, Bea Cantillon, Stijn Lefebure en Karel Van den Bosch, vergeleken de leefsituatie van Vlaamse ouderen met hun die van hun Europese leeftijdsgenoten. Bart Capéau en Jozef Pacolet van het Leuvense HIVA onderzochten hoe inkomen, vermogen en consumptie door de levenscyclus heen evolueren.

Armoedegrens

Daarbij blijkt nogmaals dat de meeste gepensioneerden in ons land niet onterecht over de omvang van hun pensioen klagen. Bijna 30 procent van de Vlaamse 65-plussers zit onder de armoedegrens. Dat is een van de hoogste cijfers van Europa. Bij de Vlamingen op actieve leeftijd zit slechts 10 procent onder die grens. Nergens in Europa is de kloof tussen ouderen en jongeren zo groot.

Bij die vaststelling moeten wel enkele bedenkingen worden gemaakt. Vooreerst gaat het om relatieve cijfers. Volgens die definitie is iedereen arm wiens inkomen minder dan 60 procent van het gemiddelde bedraagt. Dat verklaart ook waarom de armoede in Wallonië lager lijkt te zijn dan in Vlaanderen. Het gemiddelde inkomen dat als referentie dient, ligt er immers een pak lager.

Maar ook in absolute bedragen scoren de inkomens van de Vlaamse ouderen niet goed. De hoge armoede bij de Vlaamse gepensioneerden is ook geen gevolg van een kloof tussen arme en rijke ouderen. De interne ongelijkheid binnen de Vlaamse ouderengroep is zelfs relatief laag.

Een andere relativering snijdt wel hout. We krijgen een compleet ander beeld als we de consumptie of de materiële leefomstandigheden als criterium nemen. De Vlaamse ouderen rukken dan plots op naar het Europese koppeloton. De verklaring is niet zo ver te zoeken. De vermogenspositie van de Vlaamse ouderen behoort tot de gunstigste van Europa.

Maar wie niet in staat was om zo'n appeltje voor de dorst aan te leggen heeft pech. Bijna 12 procent van de Vlaamse gepensioneerden combineert een laag inkomen met slechte materiële leefomstandigheden. In Finland en Frankrijk ligt dat percentage nog hoger. Maar in Nederland, Luxemburg, Denemarken en Zweden zit slechts 4 tot 6 procent in die 'dubbele pech-groep'.

Pechvogels

De onderzoekers vrezen dat die groep pechvogels de komende jaren nog kan toenemen. Want het Belgische pensioenstelsel treedt slecht gewapend het vergrijzingstijdperk binnen. De overheidsfinanciën zijn er slecht aan toe. En de ruimte voor interne herverdeling binnen de ouderengroep is beperkt, omdat de inkomensverdeling nu al vrij gelijk is. Blijft enkel de mogelijkheid open van een grotere intragenerationele solidariteit.

Maar misschien is er toch nog een andere ontsnappingsweg. De demografen Patrick Deboosere, Lies Lammens en Johan Surkyn stellen morgen ook een onderzoek voor. Dat herinnert er nogmaals aan dat er zowel bij de Vlaamse bevolking op actieve leeftijd als bij de ouderen nog een enorme niet-aangeboorde arbeidsreserve is. Het stijgende aantal ouderen kan minstens gedeeltelijk opgevangen worden door het aanboren van die reserves.

De studiedag is een initiatief van het Consortium Vergrijzing in Vlaanderen en Europa (CoViVE).

Goed pensioenstelsel loopt op twee benen

'Verlaging miljoenen pensioenen dreigt'. De Nederlandse krant NRC Handelsblad bezorgde vorige vrijdag met die opening ongetwijfeld veel lezers een schok. Maar het was ook slecht nieuws voor diegenen die het stelsel van onze noorderburen naar voren schuiven als een voorbeeld voor het armlastige Belgische pensioenstelsel. Toch zijn pensioenexperts aan beide kanten van de grens het erover eens dat je het Nederlandse pensioensysteem best niet te snel afschrijft. Mogelijk zullen de twee stelsels door de crisis wel naar elkaar toegroeien. 'Om de risico's te spreiden ga je altijd naar een gemengd systeem.'
Gelijkend en toch zo verschillend. Die conclusie gaat wel vaker op voor Belgisch-Nederlandse vergelijkingen. Ze geldt zeker voor de pensioensystemen. Beide steunen op drie pijlers: een wettelijk basispensioen, een aanvullend bedrijfs- of sectoraal pensioen en ten slotte fiscaal gestimuleerde vormen van pensioensparen. Maar de verhouding tussen die drie pijlers is radicaal anders, zegt de Leuvense socialezekerheidsexpert Jos Berghman. Berghman heeft ook 13 jaar in Nederland gedoceerd, zodat hij beide stelsels goed kent.

De Belgische en Nederlandse wettelijke pensioenstelsels ontstonden allebei na de Tweede Wereldoorlog. Het zijn beide repartitie- of omslagsystemen. De huidige generatie werkenden betaalt met haar bijdragen de pensioenen van de huidige gepensioneerden.

AOW

'Maar het Nederlandse wettelijke pensioen, de AOW, had vanaf het begin enkel de roeping een minimumuitkering te leveren', zegt Berghman. 'Als de Nederlanders over hun pensioen spreken, hebben ze het vooral over hun tweede pijler.' Dat is een kapitalisatiesysteem, waarbij iedereen zijn eigen pensioenspaarpot opbouwt. Het steunt op grote pensioenfondsen. Die zijn doorgaans sectoraal georganiseerd, al hebben sommige grote bedrijven een eigen fonds. Meer dan 90 procent van de Nederlanders is erbij aangesloten. Met een totale reserve van 735 miljard euro (in 2008) behoren de fondsen tot de grote spelers in de Nederlandse economie.

België was ambitieuzer wat zijn wettelijk pensioenstelsel betrof, zegt Berghman. Maar die ambities zijn niet echt waargemaakt. 'Het was de bedoeling dat onze pensioenen de welvaartsevolutie zouden volgen. Helaas bleek daar niet genoeg geld voor te zijn.'

Bovendien is een repartitiestelsel erg kwetsbaar voor vergrijzing. Als de verhouding tussen actieven en gepensioneerden wijzigt, zet dat meteen het stelsel onder druk. Daarom is ook België een tiental jaar geleden gestart met het promoten van een tweede pijler. Maar voorlopig is die slechts een dwerg in vergelijking met de Nederlandse. De Belgische pensioenfondsen en groepsverzekeringen beheerden in 2007 een dikke 50 miljard euro aan reserves, of amper een vijftiende van hun Nederlandse collega's.

Ook hier leek Oranje de Belgen met forfaitcijfers te verslaan. Tot de crisis losbarstte en de Nederlandse pensioenfondsen, die ongeveer de helft van hun vermogen in aandelen belegden, zware pandoeringen kregen.

Zeven pensioenfondsen met ruim 4,7 miljoen aangeslotenen moesten melden dat hun reserves fors onder de wettelijke grenzen gezakt zijn. Die bepalen dat ze voor elke euro aan verplichtingen 1,05 euro aan vermogen moeten hebben. De zeven fondsen, waaronder ABP, een van de grootste pensioenfondsen ter wereld, geraken maximaal nog aan 0,9 euro. Normaal hebben ze drie jaar om die situatie recht te trekken. De Nederlandse minister van Sociale Zaken, Piet Hein Donner, heeft die termijn al verlengd tot vijf jaar. Zelfs dan wordt gevreesd dat sommige fondsen er niet in zullen slagen tijdig op het droge te geraken. Pijnlijke ingrepen zijn dan ook niet uitgesloten.

Betogingen

In België zou dat perspectief waarschijnlijk al tot grote betogingen geleid hebben. Bij onze noorderburen blijft het voorlopig rustig.

'De fundamenten van ons pensioenstelsel staan niet ter discussie', zegt Najoua Aachboune beslist. Aachboune is woordvoerster van de Nederlandse vakbondskoepel FNV. 'Het algemene gevoel is dat de pensioenfondsen afgestraft zijn door de crisis en dat ze daar weinig aan konden doen.' Volgens de vakbondswoordvoerster is er ook niet meteen sprake van een roep om een versterking van de AOW. 'Er is natuurlijk wel discussie over de maatregelen die de pensioenfondsen moeten nemen om hun reserves op peil te brengen. Wij denken dat daarvoor meer tijd nodig is. En we zijn er absoluut niet blij mee als men begint te spreken over het verlagen van de uitkeringen.'

Toch kan je die mogelijkheid niet uitsluiten, zegt professor Lex Meijdam. Hij doceert pensioeneconomie aan de universiteit van Tilburg en is wetenschappelijk directeur van Netspar, het Nederlandse expertisecentrum voor pensioenen en vergrijzing.

Meijdam ziet drie opties. De eerste is het optrekken van de premies. 'Maar dat hebben we in 2002 al gedaan. Het algemene gevoel is dat het nu geen goed idee is om de jonge actieven te veel te belasten.' De tweede optie is het niet indexeren van de pensioenen. 'Dat zal bijna zeker gebeuren.' Maar als dat niet volstaat, blijft enkel het 'afstempelen (lees: terugschroeven) van rechten' over. 'Dat is natuurlijk drastisch. Het gevaar is dat dat het vertrouwen in het systeem een knauw geeft.'

WERKEN TOT 67

Eén 'zachte' besparingsmaatregel komt er bijna zeker. De pensioenleeftijd wordt hoogstwaarschijnlijk opgetrokken van 65 naar 67 jaar. Die maatregel geldt in de eerste plaats voor de AOW, maar levert meteen extra ademruimte op voor de tweede pijler.

Ook Meijdam blijft overtuigd van de kwaliteiten van het Nederlandse pensioensysteem. 'We hebben een sterk stelsel. Je hebt nu natuurlijk discussie over de verdeling van de lasten. Je kunt ook vragen stellen over het toezicht en je afvragen of de fondsen niet wat te veel in aandelen belegd hebben. Maar slechts weinig mensen vrezen dat het systeem zal instorten.'

En op minstens één punt ligt Nederland nog altijd voor. In België zijn discussies over de pensioenhervormingen in hoge mate academisch zolang mensen massaal voor de officiële pensioenleeftijd uit de arbeidsmarkt stappen of geduwd worden. 'Dat was bij ons ook het geval', zegt Meijdam, 'maar een tiental jaar geleden zijn we met succes beginnen optreden tegen die vervroegde uittreding.'

'Uiteindelijk ga je om de risico's te spreiden altijd naar een gemengd systeem. Een puur omslagsysteem is kwetsbaar voor de vergrijzing. Een kapitalisatiestelsel heeft meer financiële risico's.'

Zijn Belgische collega Berghman zit op dezelfde lijn. 'Een goed pensioenstelsel loopt op twee benen. Het ideale systeem bestaat niet. Dus ga je naar een mix. Het Nederlandse systeem is vrij evenwichtig. Repartitie en kapitalisatie houden elkaar ongeveer in evenwicht. Het Belgische steunt nog iets te veel op omslagtechnieken om een evenwichtige verhouding te hebben.'

STUDIEDAG - Ouderen in Vlaanderen en Europa: Over welvaart, welzijn en zorg.


Een jaarlijkse rapportenstroom van internationale organisaties bevestigt dat België tot de meest welvarende landen van de wereld behoort. Ons inkomen, onze scholingsgraad en onze levensverwachting zijn hoog. Tegelijkertijd komt de Europese Commissie jaarlijks met een rapport waaruit blijkt dat de relatieve inkomensarmoede onder ouderen in België bij de hoogste van de Europese Unie is.

Al deze internationaal vergelijkende rapporten vertrekken van het landenniveau. De bevindingen voor België zijn niet zomaar te vertalen naar Vlaanderen. Omdat een groot aantal verantwoordelijkheden tot de bevoegdheid van de regionale overheden behoren, wordt het voor het beleid bovendien steeds belangrijker te weten hoe Vlaanderen zich verhoudt ten opzichte van andere landen en regio’s. Deze studiedag laat academici, stakeholders en beleidsmakers aan het woord. Met een combinatie van detailstudies en internationaal comparatief onderzoek bieden we een plaatsbepaling van Vlaamse ouderen op het domein van gezondheid, inkomen, consumptie, sociale participatie en eenzaamheid (Volledig programma zie onderaan).

De bijdragen aan deze studiedag worden gebundeld in het boek “Ouderen in Vlaanderen en Europa: tussen vermogen en afhankelijkheid”, Cantillon e.a. (red), ACCO: Leuven.

Datum: 5 maart 2009, 9u30 – 16u30.

Plaats: Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, Hertogsstraat 1, 1000 Brussel.

Wegbeschrijving zie www.kvab.be .

Deelnameprijs €65 (incl. lunch en congresboek). Registratie op www.covive.be. Voor meer informatie kan u terecht bij Ingrid.VanZele@ua.ac.be (03/275.53 74). De deelnameprijs kan voldaan worden door overschrijving van €65 naar rek.nr. 735-0079975-35 met als mededeling "SCnr 200903 Naam Deelnemer".

> > Klik hier om u in te schrijven.

Programma studiedag CoViVE 5 maart 2009

Boek: Ouderen in Vlaanderen en Europa: Tussen vermogen en afhankelijkheid


De vergrijzing blijft één van de grootste uitdagingen van onze verzorgingsstaat voor de komende decennia. De afname van het aantal actieven en de toename van het aantal (zorgbehoevende) gepensioneerden stelt de overheid voor een grote budgetaire en beleidsinhoudelijke uitdaging. CoViVE maakt de balans op van het inkomen, vermogen, consumptie, gezondheid, zorgbeleid en maatschappelijk participatie van de Vlaamse oudere. Door onszelf te positioneren binnen de rest van Europa komen we te weten op welk terrein Vlaanderen een goed resultaat boekt, en waar er nog marge voor verbetering bestaat. Globaal levert dit een positief beeld op. Wel blijft de matige inkomensbescherming van ouderen een belangrijk probleem, en kan ook het institutionele zorgaanbod beter afgestemd worden op de zorgbehoefte (en de omgeving) van de individuele oudere.

Cantillon, Bea, Van den Bosch, Karel & Stijn Lefebure (2009) Ouderen in Vlaanderen en Europa. Tussen vermogen en afhankelijkheid. Leuven: ACCO. 232 p. Hardcover

Voor meer informatie over beschikbaarheid en verkooppunten contacteer ingrid.vanzele@ua.ac.be (03/275.53.74) .

Vlaming ondanks laag pensioen toch welvarend

De pensioenparadox: de Vlaming heeft een van de laagste pensioenen in Europa, maar hoort toch bij de meest welvarende ouderen van dat continent. Hij moet het meest van alle Europeanen zelf instaan voor zijn pensioen. Daardoor heeft Vlaanderen ook zeer veel armen onder zijn ouderen.


Nieuwe Europese cijfers uit twee onderzoeken van Covive, het academisch Consortium Vergrijzing in Vlaanderen en Europa, tonen aan dat de Belgen en de Vlamingen inderdaad bij de laagste pensioenen hebben in Europa.

Dat is zo in absolute cijfers: het gemiddeld pensioen bedraagt hier ongeveer 12.000 euro (2005), terwijl dat in vergelijkbare landen 14.000 tot 18.000 euro is. Dat is ook zo in relatieve cijfers: het bedraagt maar 56 procent van het gemiddeld inkomen van de totale bevolking, terwijl dat in vergelijkbare landen tussen 65 en 85 procent ligt.

De federale Vergrijzingscommissie had eerder al berekend dat de vervangingsratio (verhouding tot het vroeger verdiende loon) ook bij de laagste in Europa is.

Als gevolg daarvan is het aandeel ouderen met een pensioen dat beneden de Europese armoedegrens ligt (60 procent van het mediaan inkomen, berekend per land of regio), hier ook hoog: bijna 30 procent in Vlaanderen, 22 procent in België. In vergelijkbare landen is dat minder dan 15 procent.

Maar, en dat is de pensioenparadox, als gekeken wordt naar het welvaartsniveau, naar wat de Vlaamse gepensioneerden hebben en wat ze uitgeven, zijn ze helemaal niet arm.

Twee onderzoeken tonen dat op verschillende manieren aan: een van Bea Cantillon en haar collega's van het Centrum voor Sociaal Beleid in Antwerpen, en een van Jozef Pacolet en zijn team van het Hoger Instituut van de Arbeid.

Dat ze feitelijk bij de welvarendste ouderen horen in Europa, ligt niet aan de aanvullende pensioenen; maar weinigen hebben er, leert onderzoek van Jos Berghman in Leuven. Blijkbaar vullen ze hun laag pensioen vooral aan met wat ze zelf gespaard hebben 'voor de oude dag'.

De Vlaming zorgt, meer dan wie ook in Europa, zelf voor zijn oude dag. Hij moet wel, want zijn pensioen is inefficiënt als socialezekerheidsinstrument: het geeft geen zekerheid dat je je levensstandaard min of meer kan handhaven, het geeft zelfs geen zekerheid dat je niet arm wordt. Wie niet voor zijn oude dag heeft kunnen zorgen, is dan ook arm.

Elf procent van de Vlaamse gepensioneerden, zo berekende professor Cantillon, is 'consistent arm': scoort slecht voor inkomen en heeft niet voldoende bezit om dat te compenseren. In Nederland is dat 4 procent, in Europa gemiddeld 8.

Ze zegt dat er weinig ruimte is in België om de pensioenen te verhogen. De staatsschuld is daarvoor veel te hoog. Een toename van de activiteitsgraad is nodig, maar eerst al om de pensioenen in hun huidige vorm betaalbaar te houden. Ze suggereert dat Vlaanderen eens zou nagaan of het geen aanvullende 'intergenerationele solidariteit' kan organiseren.

Doordat de welvaart van de Vlaamse gepensioneerde zo sterk afhangt van wat hij individueel gespaard heeft, is hij bijzonder kwetsbaar voor financiële crisissen en voor 'sociale accidenten' zoals een echtscheiding. Werkenden die vroegtijdig op pensioen moeten, zijn er wellicht het ergst aan toe. Zij hebben, zo toonde professor Pacolet eerder aan, nauwelijks kunnen sparen voor de oude dag, want dat gebeurt vooral na 50.
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :