Als we enkel naar hun inkomen kijken, behoren de Vlaamse gepensioneerden tot de armsten van Europa. Maar bij een vergelijking van hun leefomstandigheden rukken ze plots op naar het koppeloton. Die paradox wordt vooral verklaard door de flinke spaarpot die veel Vlaamse ouderen hebben aangelegd. De 12 procent die daar niet toe in staat was, heeft wel zware pech.
De Belgische én Vlaamse pensioenparadox worden uit de doeken gedaan in twee onderzoeken die morgen voorgesteld worden op de studiedag 'Ouderen in Vlaanderen en Europa. Tussen vermogen en afhankelijkheid.' Drie onderzoekers van het Antwerpse CSB, Bea Cantillon, Stijn Lefebure en Karel Van den Bosch, vergeleken de leefsituatie van Vlaamse ouderen met hun die van hun Europese leeftijdsgenoten. Bart Capéau en Jozef Pacolet van het Leuvense HIVA onderzochten hoe inkomen, vermogen en consumptie door de levenscyclus heen evolueren.
Armoedegrens
Daarbij blijkt nogmaals dat de meeste gepensioneerden in ons land niet onterecht over de omvang van hun pensioen klagen. Bijna 30 procent van de Vlaamse 65-plussers zit onder de armoedegrens. Dat is een van de hoogste cijfers van Europa. Bij de Vlamingen op actieve leeftijd zit slechts 10 procent onder die grens. Nergens in Europa is de kloof tussen ouderen en jongeren zo groot.
Bij die vaststelling moeten wel enkele bedenkingen worden gemaakt. Vooreerst gaat het om relatieve cijfers. Volgens die definitie is iedereen arm wiens inkomen minder dan 60 procent van het gemiddelde bedraagt. Dat verklaart ook waarom de armoede in Wallonië lager lijkt te zijn dan in Vlaanderen. Het gemiddelde inkomen dat als referentie dient, ligt er immers een pak lager.
Maar ook in absolute bedragen scoren de inkomens van de Vlaamse ouderen niet goed. De hoge armoede bij de Vlaamse gepensioneerden is ook geen gevolg van een kloof tussen arme en rijke ouderen. De interne ongelijkheid binnen de Vlaamse ouderengroep is zelfs relatief laag.
Een andere relativering snijdt wel hout. We krijgen een compleet ander beeld als we de consumptie of de materiële leefomstandigheden als criterium nemen. De Vlaamse ouderen rukken dan plots op naar het Europese koppeloton. De verklaring is niet zo ver te zoeken. De vermogenspositie van de Vlaamse ouderen behoort tot de gunstigste van Europa.
Maar wie niet in staat was om zo'n appeltje voor de dorst aan te leggen heeft pech. Bijna 12 procent van de Vlaamse gepensioneerden combineert een laag inkomen met slechte materiële leefomstandigheden. In Finland en Frankrijk ligt dat percentage nog hoger. Maar in Nederland, Luxemburg, Denemarken en Zweden zit slechts 4 tot 6 procent in die 'dubbele pech-groep'.
Pechvogels
De onderzoekers vrezen dat die groep pechvogels de komende jaren nog kan toenemen. Want het Belgische pensioenstelsel treedt slecht gewapend het vergrijzingstijdperk binnen. De overheidsfinanciën zijn er slecht aan toe. En de ruimte voor interne herverdeling binnen de ouderengroep is beperkt, omdat de inkomensverdeling nu al vrij gelijk is. Blijft enkel de mogelijkheid open van een grotere intragenerationele solidariteit.
Maar misschien is er toch nog een andere ontsnappingsweg. De demografen Patrick Deboosere, Lies Lammens en Johan Surkyn stellen morgen ook een onderzoek voor. Dat herinnert er nogmaals aan dat er zowel bij de Vlaamse bevolking op actieve leeftijd als bij de ouderen nog een enorme niet-aangeboorde arbeidsreserve is. Het stijgende aantal ouderen kan minstens gedeeltelijk opgevangen worden door het aanboren van die reserves.
De studiedag is een initiatief van het Consortium Vergrijzing in Vlaanderen en Europa (CoViVE).