woensdag 4 maart 2009

Vlaming ondanks laag pensioen toch welvarend

De pensioenparadox: de Vlaming heeft een van de laagste pensioenen in Europa, maar hoort toch bij de meest welvarende ouderen van dat continent. Hij moet het meest van alle Europeanen zelf instaan voor zijn pensioen. Daardoor heeft Vlaanderen ook zeer veel armen onder zijn ouderen.


Nieuwe Europese cijfers uit twee onderzoeken van Covive, het academisch Consortium Vergrijzing in Vlaanderen en Europa, tonen aan dat de Belgen en de Vlamingen inderdaad bij de laagste pensioenen hebben in Europa.

Dat is zo in absolute cijfers: het gemiddeld pensioen bedraagt hier ongeveer 12.000 euro (2005), terwijl dat in vergelijkbare landen 14.000 tot 18.000 euro is. Dat is ook zo in relatieve cijfers: het bedraagt maar 56 procent van het gemiddeld inkomen van de totale bevolking, terwijl dat in vergelijkbare landen tussen 65 en 85 procent ligt.

De federale Vergrijzingscommissie had eerder al berekend dat de vervangingsratio (verhouding tot het vroeger verdiende loon) ook bij de laagste in Europa is.

Als gevolg daarvan is het aandeel ouderen met een pensioen dat beneden de Europese armoedegrens ligt (60 procent van het mediaan inkomen, berekend per land of regio), hier ook hoog: bijna 30 procent in Vlaanderen, 22 procent in België. In vergelijkbare landen is dat minder dan 15 procent.

Maar, en dat is de pensioenparadox, als gekeken wordt naar het welvaartsniveau, naar wat de Vlaamse gepensioneerden hebben en wat ze uitgeven, zijn ze helemaal niet arm.

Twee onderzoeken tonen dat op verschillende manieren aan: een van Bea Cantillon en haar collega's van het Centrum voor Sociaal Beleid in Antwerpen, en een van Jozef Pacolet en zijn team van het Hoger Instituut van de Arbeid.

Dat ze feitelijk bij de welvarendste ouderen horen in Europa, ligt niet aan de aanvullende pensioenen; maar weinigen hebben er, leert onderzoek van Jos Berghman in Leuven. Blijkbaar vullen ze hun laag pensioen vooral aan met wat ze zelf gespaard hebben 'voor de oude dag'.

De Vlaming zorgt, meer dan wie ook in Europa, zelf voor zijn oude dag. Hij moet wel, want zijn pensioen is inefficiënt als socialezekerheidsinstrument: het geeft geen zekerheid dat je je levensstandaard min of meer kan handhaven, het geeft zelfs geen zekerheid dat je niet arm wordt. Wie niet voor zijn oude dag heeft kunnen zorgen, is dan ook arm.

Elf procent van de Vlaamse gepensioneerden, zo berekende professor Cantillon, is 'consistent arm': scoort slecht voor inkomen en heeft niet voldoende bezit om dat te compenseren. In Nederland is dat 4 procent, in Europa gemiddeld 8.

Ze zegt dat er weinig ruimte is in België om de pensioenen te verhogen. De staatsschuld is daarvoor veel te hoog. Een toename van de activiteitsgraad is nodig, maar eerst al om de pensioenen in hun huidige vorm betaalbaar te houden. Ze suggereert dat Vlaanderen eens zou nagaan of het geen aanvullende 'intergenerationele solidariteit' kan organiseren.

Doordat de welvaart van de Vlaamse gepensioneerde zo sterk afhangt van wat hij individueel gespaard heeft, is hij bijzonder kwetsbaar voor financiële crisissen en voor 'sociale accidenten' zoals een echtscheiding. Werkenden die vroegtijdig op pensioen moeten, zijn er wellicht het ergst aan toe. Zij hebben, zo toonde professor Pacolet eerder aan, nauwelijks kunnen sparen voor de oude dag, want dat gebeurt vooral na 50.
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :