dinsdag 16 maart 2010

Een werknemer geniet bij zijn Belgische werkgever van een hospitalisatieverzekering. De werknemer wordt getransfereerd naar de Franse vestiging van de groep, bij wie hij in dienst treedt. De Belgische arbeidsovereenkomst wordt ondertussen geschorst. Op grond van de polisvoorwaarden van de Belgische hospitalisatieverzekering wordt de beroepsgebonden dekking beëindigd. Vanaf zijn indiensttreding bij de Franse onderneming geniet de werknemer van een hospitalisatieverzekering afgesloten door de Franse werkgever. Heeft de Belgische (ex-) werkgever enige verplichtingen door het verlies van de Belgische hospitalisatieverzekering?

De Wet-Verwilghen legt informatieverplichtingen op aan de werkgever wanneer een werknemer niet langer van een hospitalisatieverzekering geniet. Die verplichtingen moeten het mogelijk maken voor de werknemer, indien hij/zij dat wenst de polis individueel voort te zetten. Deze informatieverplichtingen kunnen eveneens van toepassing zijn bij expatriëring, zelfs al zou de werknemer ook in het buitenland van een hospitalisatieverzekering genieten. De dekking is immers niet noodzakelijk dezelfde.

Sinds 1 juli 2009 zijn alle ondernemingen die een beroepsverbonden ziekteverzekeringsovereenkomst (hospitalisatieverzekering, ziektekostenverzekering, arbeidsongeschiktheidsverzekering en dies meer) hebben afgesloten ten voordele van hun werknemers onderworpen aan de verplichtingen van de Wet-Verwilghen. U vindt deze bepalingen terug in het nieuwe hoofdstuk Ziekteverzekeringsovereenkomsten in de Wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.

De Wet Verwilghen voorziet onder andere dat een persoon (de werknemer en desgevallend zijn gezinsleden) die het voordeel van een beroepsgebonden ziekteverzekering verliest, het recht heeft om die verzekering geheel of gedeeltelijk individueel voort te zetten, zonder bijkomende medische formaliteiten of wachttermijnen te moeten ondergaan.

Voorwaarde is wel dat de hoofdverzekerde (de werknemer) gedurende een periode van minstens twee jaar vóór het verlies onafgebroken aangesloten was bij één of meerdere ziekteverzekeringsovereenkomsten. Een dergelijk verlies kan, bijvoorbeeld, optreden als gevolg van een vrijwillig of gedwongen ontslag, (brug)pensionering, maar ook in de hierboven geschetste situatie van een internationale transfer, waarbij een werknemer niet langer onder het toepassingsgebied van de Belgische beroepsgebonden hospitalisatieverzekering ressorteert.

Om de aandacht te vestigen op het verlies aan dekking en het recht op voortzetting, heeft de wetgever een informatieverplichting in de schoenen van de ondernemingen geschoven. Ten laatste 30 dagen na het verlies van het voordeel van de beroepsgebonden ziekteverzekering moet de onderneming de volgende informatie aan de hoofdverzekerde meedelen:

1. Het precieze tijdstip van het verlies van de beroepsgebonden ziekteverzekering.
2. De mogelijkheid van de hoofdverzekerde en desgevallend zijn gezinsleden (medeverzekerden) op individuele voorzetting.
3. De termijnen waarbinnen het recht op individuele voortzetting dient te worden uitgeoefend.
4. De contactgegevens van de verzekeraar.

De verzekerden beschikken in principe over een termijn van 30 dagen (eenmaal te verlengen met 30 dagen) na de ontvangst van bovenstaande informatie om een verzekeringsvoorstel aan te vragen bij de verzekeraar van de Belgische beroepsgebonden hospitalisatieverzekering.

De vraag rijst of dergelijke mededeling ook vereist is als de Belgische (ex-)werknemer dadelijk van een andere aanvullende ziekteverzekering geniet bij de Franse werkgever. Dit lijkt ons wel degelijk het geval.

Vooreerst zou de getransfereerde werknemer er baat bij kunnen hebben om bovenop zijn Franse beroepsgebonden ziekteverzekering toch een individueel voortgezette verzekering in België aan te gaan. De voortgezette ziekteverzekeringsovereenkomst moet immers gelijkaardige waarborgen bieden als de Belgische beroepsgebonden ziekteverzekering. De waarborgen van de individueel voortgezette ziekteverzekering moeten niet identiek zijn aan die van de beroepsgebonden ziekteverzekering maar wel gelijkaardig. De wet legt enkele criteria op om de gelijkaardigheid te beoordelen.

In de mate de Franse hospitalisatieverzekering, bijvoorbeeld, bepaalde zware ziektes zou uitsluiten, terwijl die wél onder de Belgische beroepsgebonden verzekering gedekt waren, zou een werknemer er belang bij kunnen hebben om die Belgische ziekteverzekering individueel voort te zetten. De terugbetaling van ambulante kosten i.v.m. zware ziekten is immers één van de criteria waar er overeenstemming moet zijn tussen de individuele hospitalisatieverzekering en de beroepsgebonden hospitalisatieverzekering.

Daarnaast is het ook mogelijk dat de gezinsleden die waren aangesloten bij de Belgische hospitalisatieverzekering niet kunnen aangesloten worden bij de Franse hospitalisatieverzekering. In dat geval zullen deze medeverzekerden gezinsleden de individuele voortzetting van de Belgische beroepsgebonden hospitalisatieverzekering kunnen vragen, zelfs zonder dat de hoofdverzekerde de voortzetting vraagt. De termijn om die voortzetting aan te vragen, begint eveneens te lopen na de ontvangst door de (ex-)werknemer van de kennisgeving van de Belgische werkgever over het recht op individuele voortzetting van de verzekerden.

De Wet-Verwilghen voorziet geen specifieke sanctie in geval bovenstaande kennisgeving niet zou plaatsvinden. We raden toch aan de nodige bewijsstukken te verzamelen over de ontvangst door de (ex-)werknemer van bovengenoemde informatie. Het is immers niet uitgesloten dat het niet respecteren van bovengenoemde verplichting als een fout kwalificeert die desgevallend schade doet ontstaan. Zo zou de Belgische verzekeraar de voortzetting van de Belgische ziekteverzekering aan medische formaliteiten kunnen onderwerpen indien de werknemer of zijn gezinsleden hier meer dan 105 dagen na het verlies van de dekking om zouden verzoeken, met eventuele bijpremies tot gevolg.
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :