De hervorming zou aanvankelijk in werking treden op 1 april 2007. Door technische problemen moest ze uiteindelijk uitgesteld worden.
De nieuwe – nog niet officiële – datum van inwerkingtreding is 1 april 2010.
De hervorming die werd aangevat in 2006 streeft drie doelstellingen na:
- de bepalingen uit verschillende regelgevingen bundelen in één enkele wettekst;
- één werkgeversbijdrage invoeren;
- de administratieve formaliteiten voor de werkgevers vereenvoudigen.
De werkgeversbijdragen en persoonlijke inhoudingen zullen worden geïnd door één enkele instelling: de RSZ. Logisch gevolg daarvan is de opname in de DMFA (driemaandelijkse aangifte aan de sociale zekerheid) en de afschaffing van de aangifte en betaling van bepaalde bijdragen aan de RVP.
Werkgeversbijdragen
De bedragen van de werkgeversbijdragen zijn momenteel forfaitair.
Vanaf 1 april 2010 zullen die forfaitaire werkgeversbijdragen vervangen worden door een (bijzondere) werkgeversbijdrage die verschuldigd is op het bedrag van de aanvullende (wettelijke en buitenwettelijke) brugpensioenvergoeding.
Die werkgeversbijdrage zal verschuldigd zijn voor elke maand waarvoor een aanvullende vergoeding wordt uitbetaald. Ze wordt uitgedrukt in een percentage dat berekend moet worden op het brutomaandbedrag van de aanvullende vergoeding.
Het percentage van de bijdrage zal echter variëren naargelang het ‘nieuwe’ of ‘oude’ bruggepensioneerden betreft, of bruggepensioneerden uit de non-profitsector.
Inhouding voor de bruggepensioneerde
Momenteel gebeuren er twee inhoudingen:
een inhouding van 3,5 % ten gunste van de RVP door de debiteur van de aanvullende vergoeding; en een bijdrage van 3% door de RVA op de werkloosheidsuitkering. Vanaf 1 april 2010 zullen die twee inhoudingen worden samengevoegd in één enkel percentage. De RVA komt er dan niet meer aan te pas.
Die inhouding voor de sociale zekerheid zal worden ingevoerd op het totaalbedrag van het brugpensioen, ten laste van de bruggepensioneerde. Ze zal berekend worden op de som van de werkloosheidsuitkering en de (wettelijke en eventueel buitenwettelijke) brugpensioenvergoeding.
De inhouding wordt uitgedrukt in een percentage:
6,5% (algemeen); 4,5 % voor de conventionele brugpensioenen:
die zijn ingegaan tussen 1 mei 1994 en 31 december 1996; die zijn ingegaan vanaf 1 januari 1997 indien de werknemers ofwel vóór 1 november 1996, ofwel na 31 oktober 1996 op de hoogte werden gebracht van hun ontslag, maar ontslagen werden door een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering en de erkenning daarvoor werd bekomen vóór 1 november 2006.
Verhoging van de bijdragen
Sinds 1 januari 2007 heeft de cao nr. 17tricies voor de werkgever de verplichting ingevoerd om de betaling van de aanvullende brugpensioenvergoeding te behouden in geval van werkhervatting. Bedoeling daarvan is bruggepensioneerden aan te moedigen terug aan de slag te gaan.
Nog steeds in die optiek is voorzien dat het bedrag dat als berekeningsbasis dient voor de bijdragen verdubbeld zal worden wanneer in de overeenkomst tot toekenning van de brugpensioenvergoeding niet uitdrukkelijk vermeld wordt dat de betaling ervan behouden wordt wanneer de bruggepensioneerde het werk hervat.
Bronnen: ontwerp van wijziging van hoofdstuk VI van Titel XI van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I); ontwerp van Koninklijk Besluit tot uitvoering van het hoofdstuk VI van Titel XI van de wet van 27 december 2006, betreffende socialezekerheidsbijdragen en inhoudingen verschuldigd op brugpensioenen, op aanvullende vergoedingen bij sommige socialezekerheidsuitkeringen en op invaliditeitsuitkeringen.