De Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) wijdde haar Algemene Ledenvergadering op 11 mei aan de noodzaak om het vertrouwen in het pensioenstelsel te herstellen.
Benne van Popta, werkgeversvoorzitter van de VB, stelde dat vertrouwen in de sector niet vanzelf terugkomt. Hij benadrukte dat de pensioensector het gesprek met deelnemers en andere stakeholders moet aangaan: er is meer transparantie nodig en een betere communicatie over de risico’s.
Transparantie alleen is echter niet voldoende om het vertrouwen te herstellen, waarschuwde Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Vertrouwen moet volgens hem worden onderbouwd met controlemogelijkheden en regels, inclusief sancties bij overtredingen, zodat het vertrouwen kan worden verantwoord.
Meer regelgeving is echter niet de oplossing, vindt Alexander Rinnooy Kan, voorzitter van de Sociaal Economische Raad. “Met overregulering wordt weliswaar de voorspelbaarheid vergroot, maar als je alles gaat controleren gebeurt er uiteindelijk niets meer.” Volgens hem dient de sector de risico’s hanteerbaar en inzichtelijk te maken en het bewustzijn van deze risico’s bij deelnemers te vergroten: “Dat is de enige route om het vertrouwen in het stelsel te herwinnen.”
Van Popta stelt dat de pensioensector zich actief moet inzetten voor een betere communicatie met alle betrokken partijen. “Maar de sector heeft nog veel meer huiswerk,” zo zei hij: “Er moet worden gekeken naar de balans tussen zekerheid en risico en eventueel moet ook het beleggingsbeleid worden geëvalueerd.”
FTK aan herziening toe
In dat kader kan men de vraag stellen waarom pensioenfondsen hun beleid niet eerder hebben bijgesteld toen de crisis om zich heen begon te slaan. “Die vraag heb ik mezelf vaak gesteld,” erkende Else Bos, CEO van PGGM. Het feit dat pensioenfondsen beleggen voor de lange termijn speelt hierin een rol, legde ze uit: “Als langetermijnbelegger ben je gericht op langetermijn risico’s en wil je niet zomaar reageren op kortetermijn risico’s.” Anderzijds heeft de sector zich ook door de gebeurtenissen laten overvallen. “De ontwikkelingen gingen in het vierde kwartaal van 2008 zo ongelooflijk hard en de impact was zo groot, dat hebben we niet gezien en niet voorzien.”
Ze verdedigde niettemin het beleggingsbeleid dat PGGM uitvoert voor het bedrijfstakfonds voor de sector Zorg en Welzijn, PFZW. “Dit is het beleid dat aansluit bij de ambitie van het fonds om inflatie-bestendige pensioenen te realiseren.” Ze wees op de kloof tussen de ambitie om een reëel pensioen waar te maken en het toezichtkader dat juist alleen naar de nominale solvabiliteit kijkt. “We worden gemeten en afgerekend op een contract wat we niet uitvoeren,” aldus Bos. “Het toezichtkader sluit niet aan op de feitelijke ambitie.”
Benne van Popta bevestigde dat het nieuw Financieel Toetsingskader toe is aan een kritische evaluatie “om te zien of de meetapparatuur nog voldoet.”
Maar ook het pensioencontract zelf staat ter discussie, voegde hij toe. Daarbij waarschuwde hij Den Haag dat pensioen geen inzet mag worden van politiek gemarchandeer: “We weigeren om mee te doen aan politiek gehannes,” aldus Van Popta. “Maar we moeten een serieuze discussie over het pensioencontract en de toekomst van ons stelsel niet uit de weg gaan.”
Structurele veranderingen
Om het pensioenstelsel toekomstbestendig te maken is het wellicht noodzakelijk het pensioensysteem ingrijpend en structureel te veranderen, opperden verscheidene sprekers. Wat die veranderingen precies moeten inhouden, was onderwerp van hevige discussie. Consultant Roel Jansweijer stelde voor over te stappen op een individueel DC-systeem waarbij elke deelnemer een ‘pensioenrugzakje’ meekrijgt, uitsluitend voor eigen gebruik. Hij kon rekenen op weinig bijval.
“Collectief en gezamenlijk sparen voor de oude dag en delen van risico’s is verre te prefereren boven een individuele benadering,” vond Van Popta. Ook Wim Minnen, directeur van de koepel van ouderenorganisaties CSO en Jamila Aanzi, vertegenwoordiger van de vakbondsjongeren van FNV Jong, spraken zich beide uit vóór behoud van intergenerationele solidariteit en het collectieve pensioensysteem – al erkende Aanzi dat jongeren wellicht heel wat minder solidair zouden zijn als ze precies zouden weten welke risico’s en kosten die solidariteit met zich meebrengt. Ze vond bovendien dat van jongeren niet mag worden verwacht dat ze meer risico lopen dan ouderen.
Else Bos stelde dat de solidariteit tussen oud en jong wellicht herijkt moet worden. Ze wees erop dat de doorsneepremie gebaseerd is op een verleden waarin men veertig jaar in een pensioenfonds participeerde – “de realiteit is nu anders,” zei ze. “Plus jongere deelnemers lopen nu de facto meer risico zonder dat ze daarvoor aan de upside worden beloond. Het is zeker de moeite waard om te kijken of dat beter kan.”
PGGM is in elk geval van plan om in de toekomst “expliciet te zijn over de onzekerheden. Dat deden we tot nu toe niet,” stelt Bos.
Ze besluit: “Voor het pensioenstelsel zijn zowel vertrouwen als risico nemen van belang. We moeten helder zijn over wat dat betekent voor deelnemers. En we moeten zorgen dat het pensioencontract volledig is – dat betekent dat je als pensionfonds helder moet zijn over wat je doet aan zowel de bovenkant als aan de onderkant.”
jaarverslag 2008 : thema : de kredietcrisis