De meeste Belgische gemeenten zijn voorstander van de uitbouw van een aanvullend pensioen voor hun contractuele ambtenaren. Maar ze willen wel zelf de touwtjes in handen houden. Zeker in een eerste fase willen ze er niet te veel geld in pompen. En de Vlaamse lokale besturen liggen veel meer wakker van de problematiek dan de Waalse of de Brusselse. Die conclusies komen bovendrijven uit een enquête die het bureau Pension Architects uitvoerde samen met de verzekeraars AG Insurance, AXA Belgium en Delta Lloyd Life.
Van de 728 aangeschreven gemeenten, OCMW’s en provincies stuurden 205 het enquêteformulier ingevuld terug. Dat is een kleine 30 procent. Aan Vlaamse kant loopt dat op tot 40 procent. Aan Waalse kant was dat slechts 6 procent. Uit het Brusselse gewest kwam welgeteld één antwoord. In de meeste gevallen was het de gemeenteontvanger of personeelsverantwoordelijke die antwoordde. Het is niet zeker of die ambtenaren de visie van hun verkozenen weergeven.
Persvoorstelling
Van de deelnemers vindt 73 procent dat het pensioenverschil moet worden weggewerkt. 59 procent vindt een aanvullend pensioenplan daarvoor de beste oplossing.
Blanco cheque
Maar de lokale besturen willen geen blanco cheque geven. Twee op de drie staan erop autonoom te beslissen over de invulling van het pensioenplan. Drie vierde verkiest een vaste bijdrageregeling, die onaangename verrassingen uitsluit. En weer twee op de drie vinden een bijdrage van 2 procent van de loonmassa in een eerste fase wel welletjes. Om het verschil tussen contractuele en de statutaire ambtenaren weg te werken, is gedurende zeker 20 jaar een vier keer grotere inspanning nodig.
De lokale besturen hebben nog enkele specifieke wensen. Ze willen de tweede pijler ook gebruiken als instrument om geschikte werknemers aan te trekken. En ze vragen dat de federale overheid hun inspanningen niet afroomt.