Om onze pensioenen te redden is het essentieel dat we langer gaan werken. Tegen 2030 zou de feitelijke pensioenleeftijd drie jaar later moeten vallen dan nu. Maar dat zal niet volstaan. We zullen ook nog extra financieringsmiddelen moeten vinden.
Dat is de teneur van het ‘Groenboek’ dat de minister van Pensioenen, Michel Daerden (PS), gisteren overmaakte aan de stuurgroep van de Nationale Pensioenconferentie. Voorlopig bevat dat vooral veel vragen. De antwoorden moeten in het ‘Witboek’ staan, dat op zijn vroegst over een half jaar verwachte wordt.
Zonder de bijlages omvat het Groenboek 308 pagina’s. Het heeft als grootste verdienste dat het het complexe Belgische pensioenlandschap grondig in kaart brengt.
De Europese Unie stelt een op drie assen gebaseerde strategie voor om de vergrijzing op te vangen: het aanleggen van extra buffers in de begroting, het afremmen van de groei van de uitkeringen en het versterken van de financieringsbasis door het opdrijven van de werkzaamheidsgraad.
Maar volgens het rapport heeft ons land weinig speelruimte om op de eerste twee assen extra initiatieven te nemen. Het zal al een enorme opgave zijn om, zoals beloofd, onze begroting tegen 2015 weer in evenwicht te brengen. Een extra inspanning daarbovenop ‘lijkt te ambitieus’. En onze pensioenen zijn al relatief laag in vergelijking met die van onze buurlanden. Bovendien takelt de vervangingsgraad (de verhouding ten opzichte van het vroegere loon) af.
Het lijkt dus aangewezen de voorkeur te geven aan de strategie voor het opdrijven van de werkzaamheidsgraad, en dat vooral bij de ouderen.‘Een verhoging van de feitelijke pensioenleeftijd met ongeveer drie jaar tegen 2030 (wat neerkomt op een verhoging met één maand per jaar) zou een essentieel element uitmaken van de oplossing.’
Het rapport blijft vaag over de te bewandelen weg. ‘De mechanismes voor vervroegd vertrek moeten ontmoedigd worden’, klinkt het. Maar tegelijk wordt erop gewezen dat het brugpensioen ‘geen doorslaggevend element’ is.
Het Groenboek loopt ook niet warm voor een verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd. Die dreigt alleen de kloof tussen de wettelijke en de feitelijke vertrekleeftijd te verhogen.
Maar langer werken op zich is niet voldoende. ‘Door de bijzonder gedegradeerde economische en budgettaire context zal dit waarschijnlijk niet volstaan om de leefbaarheid van onze pensioenregimes te verzekeren.’ Op de een of andere manier zal er dus nog extra geld moeten worden gevonden.
Het rapport gaat ook dieper in op een aantal deelaspecten.
Zilverfonds
Het Zilverfonds heeft gefaald. Er zit niet eens de helft in van het geld dat nodig was om de pensioenen in 2009 uit te betalen. De rol van het Fonds moet opnieuw worden bekeken. Het kan samengevoegd worden met het Toekomstfonds van de gezondheidszorg.
Kapitalisatie en repartitie
Beide financieringsmethodes staan onder druk. Het op repartitie steunende wettelijke pensioen heeft al af te rekenen met de slechte budgettaire context. De op individuele kapitalisatie steunende tweede en derde pijlers werden getroffen door de (beurs)crisis. Sommige deelnemers aan de Pensioenconferentie breken een lans voor het Zweedse model dat kapitalisatie-elementen invoert voor het wettelijke pensioen.
De gelijkgestelde periodes
Een groot deel van de pensioenrechten wordt opgebouwd op basis van periodes tijdens dewelke men niet gewerkt heeft (werkloosheid, ziekte, tijdskrediet,...). Het rapport geeft een overzicht, maar trekt geen conclusies.
Pensioenbonussen
De financiële stimuli die in de private en de openbare sector in het leven geroepen werden om mensen ertoe aan te zetten langer te blijven werken, hebben weinig of niets opgeleverd.
Werken na het pensioen
Allerhande loongrenzen ontmoedigen nu het werken als gepensioneerde. Voor vervroegd gepensioneerden blijven die het best behouden. Maar ze kunnen afgezwakt worden of toch sterk versoepeld voor wie 65 jaar of ouder is.
Geen fusie van de deelstelsels
Een fusie van de stelsels van ambtenaren, loontrekkenden en zelfstandigen is niet aan de orde. Wegens het groeiende aantal gemengde loopbanen moeten wel ‘bruggen’ gebouwd worden tussen de stelsels.
De verhouding tussen de pijlers
Het wettelijke pensioen blijft de basis.De tweede pijler van de bedrijfs- en sectorale pensioenplannen is complementair. Die tweede pijler moet verder gedemocratiseerd worden. Het rapport gaat dieper in op de fiscale behandeling van de drie pijlers maar hoedt er zich voor om daarover uitspraken te doen.