Jarenlang hebben werknemers het aan hun werkgevers en de overheid overgelaten om zorg te dragen voor financiële zekerheid na hun pensionering. Weinigen zullen in staat zijn de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Sommige overheden, waaronder de Nederlandse, hebben de sociale-zekerheidsuitkeringen verlaagd en/of de pensioenleeftijd verhoogd, of zijn van plan dit te doen. Als twee van de drie poten onder de ‘pensioendriepoot’ tegelijkertijd gekort worden (steun van de kant van de overheid en steun van de kant van de werkgevers), kan de derde poot (werknemersspaargelden) niet anders dan instabiel zijn.
Dat is een belangrijke conclusie uit het medio 2009 gehouden wereldwijde onderzoek van Mercer naar beschikbare-premieregelingen.
Dit onderzoek omspande 33 landen en is gehouden onder werkgevers met een beschikbare-pensioenpremieregeling (DC-regeling). De onderzochte regelingen vertegenwoordigen een vermogen van meer dan $440 miljard.
Waar pensioenregelingen in Nederland veelal een verplichtend karakter hebben, is het goed te weten dat dit in andere landen vaak niet zo is. Zo zijn er veel regelingen waarbij de werkgever heeft toegezegd alleen dàn een bijdrage in de regeling te zullen doen als de werknemer een minimaal percentage van zijn loon in de beschikbare-premieregeling stort; iets wat bekend staat als ‘contribution matching’. Een dergelijke systematiek past bij het karakter van DC-regelingen, waarbij deelnemers een zekere mate van eigen verantwoordelijkheid dragen.
Hieronder vindt u een uiteenzetting van dit onderzoek, met bijbehorende conclusies.
Paternalistische houding werkgever bij DC-regelingen achterhaald
Wereldwijd hebben werkgevers en sponsors van beschikbare-pensioenpremieregelingen (DC’s) hun paternalistische houding achter zich gelaten en beschouwen hun rol nu als faciliterend richting werknemers die voor hun pensioen sparen. Ook hier komt de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemer in beeld.
Investeringsopties
Meer dan 72% van de werkgevers/sponsors bieden deelnemers de mogelijkheid te investeren in 15 fondsen of minder. De meest voorkomende investeringsmogelijkheden zijn gebalanceerde fondsen (aangeboden door 61% van de respondenten), lifecycle fondsen (57%) en vastrentende (overheids)obligatiefondsen (51%). Interessant is dat slechts één derde van de respondenten van plan is zijn investeringsopties of –structuur binnen de komende twee jaar te veranderen. Van hen die van plan zijn te veranderen is de verandering die het vaakst wordt verwacht een stijging van het aantal aangeboden opties. Dit wordt gevolgd door introductie van lifecycle fondsen of fondsen met een vaste einddatum.
Premies voor de regeling
Tweederde van de respondenten eist een minimum werknemerspremie om in aanmerking te komen voor een werkgeversbijdrage. Bij de onderzochte werkgevers/sponsors varieerden de werkgeversbijdragen van 1% tot ruim 10%, waarbij de meest voorkomende bijdragen op 3% en 4% van het salaris lagen (resp. 21% en 18%). Wereldwijd het meest toegepast is een werkgeversbijdrage in de vorm van een vast percentage van de loonsom.
De toekomst van DC-regelingen
De meerderheid van de bedrijven die meegewerkt hebben aan het onderzoek zien hun rol als “faciliterend” bij het verschaffen van pensioenzekerheid, en hebben hun salarisdiensttijdregeling veelal gesloten voor nieuwe werknemers. Steeds vaker zien we dat salarisdiensttijdregelingen ook gesloten worden voor verdere opbouw, en dat ook de bestaande werknemers voor hun toekomstige pensioenopbouw gebruik moeten gaan maken van een DC-regeling. Om voorgaande redenen stijgt het aantal deelnemers in DC-regelingen en de assets van die groepen langzaam (maar stelselmatig).
Ondersteuning van uw deelnemers is daarom van groot belang, evenals een slimme opbouw van deelnemersgerelateerde elementen van uw DC-regeling. Juist in instabiele tijden vormt heldere communicatie een belangrijke aanvulling op uw pensioenregeling.
Over het onderzoek
Het onderzoek werd in juni 2009 via internet uitgevoerd en leverde meer dan 1.500 ontvangen reacties op. Het vertegenwoordigt ruim 6 miljoen deelnemers aan meestal vrijwillige pensioenregelingen (75%).
Rapporten