donderdag 24 december 2009

Zeg het met een verzekering

In deze periode delen de Sint en de kerstman presentjes uit. Zulke cadeaus zijn makkelijk herkenbaar. Dat is ook zo met geldsommen of effecten. Ze zijn makkelijk te onderscheiden: ze liggen in een lade of kluis, of ze staan op een spaar- of effectenrekening. De hand- of bankgift van zulke goederen gebeurt zeer eenvoudig. Bovendien blijft een niet geregistreerde gift na drie jaar belastingvrij. Waarom dan niet eens een levensverzekering schenken?

Almaar meer geldsommen of effecten worden in een levensverzekering verpakt. Financiële of fiscale redenen zijn daar niet vreemd aan. Met een aantal voorwaarden zijn de inkomsten uit een zogenoemde tak 23-polis belastingvrij. Bij de instap van een levensverzekering is er wel een premietaks van 1,1 procent verschuldigd.

Bij de opmaak van de polis zijn tal van varianten mogelijk. Een klassieker is de volgende: iemand stort zijn geldbedragen bij een verzekeraar en vraagt het kapitaal bij zijn overlijden aan een door hem aangewezen persoon uit te keren. Zulke overeenkomst heet een 'beding ten behoeve van een derde'. Tijdens de duur van deze polis kan de verzekeringnemer voorschotten opvragen, hij kan de polis afkopen, ze in pand geven, hij kan ze zelfs overdragen. Bij het overlijden van de verzekerde wordt het verzekerde kapitaal aan de begunstigde uitgekeerd.

Zo'n uitkering valt niet in de nalatenschap van de overledene, maar wordt toch met progressieve successierechten belast. Sommigen willen dit vermijden. Zo denkt ook moeder Annie over de levensverzekering die zij ooit in het voordeel van haar zoon Bert sloot. Een eerste denkspoor is dat zij haar polis afkoopt en het uitgekeerde geld aan haar zoon schenkt. Deze gift kan al dan niet worden geregistreerd tegen een vlak tarief van 3 procent. Maar zo'n afkoop gaat soms met uitstapkosten gepaard. Bovendien betaalt zoon Bert bij de ondertekening van een nieuwe polis nog eens een premietaks (1,1 procent). Ofwel zijn de financiële voordelen van de polis zo interessant dat zij dan toch de bestaande polis wenst te houden. Kan moeder Annie dan niet beter haar verzekeringsrechten aan zoon Bert schenken? Allicht bespaart ze met zo'n schenking dan ook successierechten uit, denkt ze.

Toch zijn er nog andere vragen. Is het voldoende dat zij haar verzekeringsrechten via een onderhands bijvoegsel overdraagt? Of moet zij dan toch bij een notaris? Vele vragen waarop geen juist antwoord past. De verzekeringswet van 1992 voorziet een eenvoudige procedure: de overdracht geschiedt via de opmaak van een onderhands bijvoegsel, dat door elk van de betrokken partijen en de verzekeringsmaatschappij wordt ondertekend. Dat is voldoende, althans zo lijkt het. Sommige commentatoren beweren dan weer dat zo'n kosteloze overdracht een schenking is. En daarvoor heb je een notaris nodig. Wat heeft dan voorrang: het onderhands bijvoegsel of de notariële akte? Dat is niet duidelijk, zodat men soms het bijvoegsel aan de notariële akte vasthecht. Zal de zoon dan later successierechten betalen, nu hij zelf de polis van zijn moeder heeft verkregen? Het antwoord lijkt mij nee, als de overdracht met een schenkingsrecht (in dit geval 3 procent) is belast (artikel 8 van het Wetboek Successierechten). Wat dan met een niet geregistreerde schenking? Op dat ogenblik is er geen heffing van het schenkingsrecht. En allicht ook geen progressief successierecht, als moeder Annie meer dan drie jaar in leven blijft? Nochtans is dit niet zeker. De premies werden bij de ondertekening door de moeder betaald, zodat een heffing van het successierecht in dit geval mogelijk blijft. Of hoe een verzekeringsgift delicaat blijft.

Prof. Jos Ruysseveldt is advocaat.
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :