Om de dekkingsgraad van het Shell pensioenfonds op peil te brengen, wordt de pensioenpremie voor rekening van de werkgever verhoogd met 642%. De maatregel maakt deel uit van het langetermijnherstelplan dat de Stichting Shell Pensioenfonds bij De Nederlandsche Bank (DNB) heeft ingediend.
In dit herstelplan doet het fonds maatregelen uit de doeken om de dekkingsgraad uiterlijk op 10 oktober 2011 weer op het minimaal vereiste niveau van 105% te krijgen en tevens om vóór 2024 de dekkingsgraad naar het vereiste niveau van 127% te verhogen.
Indexatie is volgens het herstelplan voor 2009 van de baan. De werkgever heeft zich verplicht om bijstortingen te doen: in maart kondigde Royal Dutch Shell aan dat het concern de komende jaren mogelijk 3,8 à 4,56 miljard euro zal moeten bijstorten om een tekort van 8,3 miljard dollar bij zijn pensioenfondsen goed te maken.
Bovendien gaat Shell fors meer premie betalen. “De werkgeverspremie was al met ingang van 1 januari 2009 verhoogd van 5% naar 23,6%. Deze zal met ingang van 1 juli 2009 verder verhoogd worden naar 32,1%,” aldus het pensioenfonds. Dit is een verhoging van in totaal 642%. De deelnemerspremie ligt op het reglementaire niveau van 2% over het salaris tot 74.881 euro en 8% over het salaris daarboven.
“Onder invloed van de ontwikkelingen van de rentes en de financiële markten blijft de dekkingsgraad van het Pensioenfonds volatiel. Deze beweegt zich de afgelopen paar weken rond 80%,” aldus een verklaring van het fonds gedateerd op 8 april. Op 31 december 2007 tekende het Shell-fonds nog een dekkingsgraad op van 180%.
Volgens het fonds was de spectaculaire daling van de dekkingsgraad in 2008 voor twee derde te wijten aan de waardedaling van beleggingen en voor ongeveer een derde aan de rentedaling. Het pensioenfonds belegde voor 70% in zakelijke waarden inclusief private equity.
De strategische assetmix zoals deze in het langetermijn herstelplan wordt voorgesteld is minder riskant dan in het verleden. Het percentage aandelen wordt teruggeschroefd van 55 naar 45; het percentage vastrentende waarden gaat omhoog van 30 naar 35 en de allocatie aan alternatieve beleggingen wordt verhoogd van 15 naar 20. Daarnaast voorziet het plan in een verschuiving in de regionale verdeling van aandelen, “namelijk 5%-punt meer gericht op Europa en 5%-punt minder op opkomende markten,” aldus het fonds.
In reactie op het extreem volatiele beleggingsklimaat heeft het fondsbestuur in oktober vorig jaar de beleggingsmix aangepast: het percentage aandelen werd verlaagd naar 30 procent en de allocaties aan vastrentende waarden en alternatieve beleggingen werden verhoogd naar 50, respectievelijk 20 procent. Het gaat hierbij om een tijdelijke aanpassing; het bestuur heeft nog niet besloten hoe en wanneer zal worden overgegaan op de nieuwe reguliere strategische mix.