Tussen een onderneming en wijlen haar gedelegeerd bestuurder werd er een onderhands ‘pensioencontract’ afgesloten. Dit voorzag in de toekenning vanaf de beëindiging van zijn mandaat, van een maandelijks pensioen. Na het overlijden van de man, werden de pensioenbedragen aan zijn weduwe uitgekeerd. De fiscale administratie heeft het verschil tussen het aan de weduwe toegekende brutopensioen en het maximumbedrag van de geïndexeerde renten bij toepassing van artikel 59 WIB92 als niet aftrekbare pensioenen en pensioenbijdragen verworpen.
Krachtens artikel 59, eerste lid, WIB92 bepaald de voorwaarden waaronder werkgeversbijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood als beroepskosten worden aangemerkt.
Vervolg