donderdag 11 februari 2010

Frank Vandenbroucke (sp.a) wijst op immense uitdaging voor begroting - ‘België moet kiezen hoe het eruit wil zien’

Frank Vandenbroucke (sp.a) maakt zich grote zorgen. ‘De omvangrijke budgettaire sanering die zich opdringt, dwingt ons meer dan ooit strategische keuzes te maken met betrekking tot het sociaal beleid. Het gaat daarbij niet alleen om de vraag waar het best bespaard wordt, het gaat over de vraag hoe onze samenleving er na deze economische crisisperiode en na de budgettaire sanering uitziet.’

Voor het Centrum voor Sociaal Beleid (CSB) van de Antwerpse universiteit schreef de gewezen minister een analyse over de uitdagingen waar het sociaal beleid in België voor staat. Hij begint met de begrotingsproblemen.

Vandenbroucke berekende dat de huidige budgettaire doelstellingen een besparing van 5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) vereisen tussen 2010 en 2015. Dat ‘impliceert een sanering die, qua impact op de lopende verrichtingen van onze overheden, de grote saneringsoperaties van de voorbije 40 jaar aanzienlijk zal overtreffen’.

Vandenbroucke wil niet weten van de vergelijking met Griekenland. ‘Wat ik zeg, is dat het plan om tegen 2015 een budgettair evenwicht te bereiken een sanering veronderstelt die dieper snijdt dan wat we in de jaren 80 en 90 hebben meegemaakt. Wie die ambitie formuleert, moet ook weten wat de draagwijdte ervan is.’



De vergrijzing en vooral de kostprijs daarvan krijgen een heel belangrijke plaats in de redenering van Vandenbroucke. Die kostprijs valt via de pensioenen en de ziekteverzekering vooral ten laste van de federale overheid, het niveau dat nu al de grootste financiële problemen heeft en veel inkomsten moet afstaan aan de deelgebieden. Een deel van de conclusie is dan ook voor de hand liggend: ‘Een institutioneel debat is onafwendbaar. De inzet van een institutioneel debat is de toekomst van ons sociaal model.’

Vandenbroucke stelt dat België tot nog toe de vergrijzing heeft voorbereid via de begroting. Er is echter ruim onvoldoende geld opzijgelegd en nu is de nood aan langer werken onontkoombaar. Daarnaast moet het geld ook anders ingezet worden. Vandenbroucke pleit voor meer aandacht voor nieuwe sociale noden zonder de oude te vergeten. De strijd tegen armoede kreeg de jongste jaren onvoldoende aandacht.

Zijn eerste strategische keuze is daarom opnieuw in te zetten op herverdeling, om de zwaksten te steunen. Zijn andere keuzes hangen ermee samen. Zo moet meer geïnvesteerd worden in onderwijs, om alle jongeren kansen te geven op de arbeidsmarkt. Meer mensen moeten werk hebben.

welvaartsstaat

Vandenbroucke wil in het sociaal beleid wel meer aandacht voor ‘dienstverlening’ en minder voor uitkeringen. Dat hangt samen met zijn vroegere betoog voor de actieve welvaartsstaat. In plaats van mensen geld te geven en ze verder te laten verkommeren, moet de overheid diensten verstrekken hen weerbaarder te maken. Het gaat dan over de begeleiding van werklozen, beter onderwijs, betere medische zorg.

Vandenbroucke roept daarom op compromissen ‘in de diepte’ te sluiten, waarbij wederzijds gevoelige punten sneuvelen.
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :