15 procent van de bevolking is arm. Hoor ik daarbij? Of hoe ver zit ik van de armoedegrens?
Vijftien procent van de Belgische bevolking is arm. Dat is veel voor een van de 'oude' EU-landen: het is bijna de helft meer dan in Nederland, het land waarmee we lang op gelijke hoogte stonden.
Vlaanderen wijkt met ongeveer 12 procent niet eens zo ver af van dat referentiepunt Nederland. Anders is het voor Wallonië, waar 18 procent onder de armoedegrens zit; in Brussel zelfs 23 procent.
Maar wie is precies arm? Hoe hoog ligt de Europese armoedegrens? Soms is er sprake van 800 of 1.000 euro. Soms van 2.000 euro en meer voor een gezin. Dé specialist terzake, het Centrum voor Sociaal Beleid (CSB) van de Universiteit Antwerpen (UA), doet zijn boeken open.
Het werkt met de Europese SILC-gegevens (Survey on Income and Living Conditions), met de Europese armoedenorm, die ligt op 60 procent van het mediane inkomen van het land, en met een gestandaardiseerd huishoudinkomen dat de gezinssamenstelling verrekent.
De berekeningsmodule op de CSB-website berekent die grenzen automatisch als de gezinssamenstelling wordt ingegeven en het nettomaandinkomen (waarin kinderbijslag, alimentatie, dertiende maand en maaltijdcheques verwerkt moeten worden).
De module berekent hoeveel procent van de bevolking een lager inkomen heeft dan het uwe en hoeveel procent uw inkomen hoger ligt dan de armoedegrens.
De armoedegrens voor een alleenstaande bedraagt 952 euro, voor een gezin met 2 volwassenen en 3 kinderen jonger dan 14 is dat 2.285 euro.
We berekenden enkele typegevallen uit de reeks 'Wat verdien ik?', die terug te vinden is op de websites van Jobat en De Standaard.
Het inkomen van een alleenstaande jongeman die bij een distributiebedrijf werkt, kan (jaarbonus inbegrepen) geraamd worden op 1.500 euro per maand. Daarmee ligt hij net onder het gemiddelde: 46 procent van de bevolking heeft minder dan hij, zijn inkomen ligt 31 procent hoger dan de armoedegrens.
Een gezin met twee jonge kinderen waarin beide partners buschauffeur zijn, zal een maandinkomen hebben rond 3.500 euro, en zit net in de bovenste helft: 55 procent van de bevolking heeft minder, ze zitten ongeveer 40 procent boven de armoedegrens.
Als hetzelfde gezin leeft van één inkomen, zit het pal op de armoedegrens.
Een jonge alleenstaande piloot zegt 3.200 euro per maand netto te verdienen. Daarmee behoort hij tot de bovenste 5 procent: 95 procent van de bevolking heeft minder. Hij zegt dat hij zijn dure opleiding volledig zelf moest betalen en 800 euro per maand afbetaalt daarvoor; als dat verrekend wordt, verdient 85 procent van de bevolking minder dan hij.
Een chirurg zegt 20.000 euro te verdienen per maand. Als dit netto is -wellicht niet- en als hij een niet-werkende echtgenote heeft en drie kinderen van wie één ouder dan 14, dan ligt zijn inkomen hoger dan dat van 99 procent van de bevolking.
Een beginnende ingenieur en een lerares Nederlands-geschiedenis hebben samen ruim 4.000 euro per maand, en 90 procent van de bevolking heeft minder dan zij met z'n tweetjes.
Module
CBS website