Nederlandse vakbonden werken alternatief uit voor moeilijk definieerbaar ‘zwaar beroep’
De sociale partners in Nederland willen dat er een inkomenstoets komt om te bepalen of iemand moet doorwerken tot zijn 67ste. Langs die weg kan worden geregeld dat werknemers met een zwaar beroep toch op de huidige pensioenleeftijd van 65 jaar mogen stoppen met werken.
Nederland besloot onlangs de pensioenleeftijd stapsgewijs met twee jaar te verhogen. In 2020 gaat de leeftijd naar 66 jaar, later naar 67 jaar. Voor mensen met een zwaar beroep wordt een uitzondering gemaakt. Zij behouden het recht op pensioen vanaf 65 jaar.
De grote vraag daarbij is wat een zwaar beroep is. De Nederlandse regering wil dat de werkgevers en vakbonden gezamenlijk een lijst opstellen van beroepen met een grote fysieke belasting. De sociale partners spreken van een ‘mission impossible’. Beroepen vertonen onderling grote verschillen, zeggen de bonden. Zo kan bijvoorbeeld een lasser in een fabriekshal comfortabel op een stoel blijven zitten, terwijl een scheepsbouwer overal op en onder moet kruipen. Werkgevers zijn beducht voor een eindeloze definitiestrijd over het begrip ‘zwaar beroep’, die zal uitmonden in een ‘chaos aan regelingen en uitzonderingen’. Dat zou leiden tot een administratieve rompslomp waarop niemand zit te wachten.
Laag inkomen
Gisteren presenteerde de vakbond FNV een alternatief met het inkomen als belangrijkste criterium. De bond berekende dat bijna alle mensen met een zwaar beroep een laag inkomen hebben. 90 procent van hen zou jaarlijks niet meer dan 35.000 euro bruto verdienen. Om de definitiestrijd over het begrip ‘zwaar beroep’ te mijden zou dat inkomen de maatstaf moeten worden voor de pensioenleeftijd. Wie eronder zit, krijgt nog altijd vanaf 65 jaar een staatspensioen. De hogere inkomensgroepen moeten langer doorwerken.
De werkgevers in Nederland reageerden gisteren positief op het voorstel. Ze hebben alleen hun twijfels over de inkomensgrens van 35.000 euro. Die mag van hen lager zijn.
De regering verwierp het vakbondsvoorstel. Zij vindt dat daarmee het probleem van de fysieke slijtage van werknemers nog niet is opgelost. Ze houdt daarom vast aan een verplichting voor werkgevers om personeel dat al 30 jaar belastend werk verricht om te scholen en lichter werk te geven. Dat personeel zou dan, net als andere Nederlanders, tot zijn 67ste moeten doorwerken. Weigeren bedrijven personeel met zware beroepen lichtere taken te laten verrichten, dan moeten ze opdraaien voor de pensionering van die werknemers vanaf hun 65ste.