DIF infrastructuur mikt op investeerders die zekere rendementen willen op lange termijn. De financiële crisis opent perspectieven: vroeger haalden institutionele beleggers nog wel eens hun neus op voor dit soort beleggingen maar nu vindt men een bescheiden rendement met een laag risico niet te versmaden.
Menno Witteveen en Maarten Koopman kennen elkaar al veertig jaar. Ze zaten op dezelfde middelbare school in Bilthoven en werkten samen voor ABN Amro. Ze hebben een heel leven achter de rug in private equity. Hun grootste succes was Diamond Tools Group, dat ze losweekten van Philips en vervolgens uitbouwden. Vier jaar geleden richtten historicus Witteveen en jurist Koopman Dutch Infrastructure Fund (DIF) op. Witteveen: “We stuitten op het fenomeen publiek-private samenwerking (PPS, of PPP in het Engels) en we dachten: hier zit de markt op te wachten.”
Inmiddels beheert DIF ruim 200 miljoen euro verdeeld over drie fondsen. Naast het PPP-fonds – het eerste van Nederland - is er een fonds voor duurzame energie en een fonds voor infrastructuur. DIF financiert nu zo’n veertig projecten, maar is een relatief onbekende partij. “We opereren een beetje onder de radar van de echt grote investeerders,” zegt Menno Witteveen Toch weten ook die partijen DIF te vinden. Zo stak ABP geld in DIF infrastructure II en haalden Witteveen en Koopman 50 miljoen euro op bij de Europese investeringsbank. Opmerkelijk, omdat Nederlandse partijen tot voor kort amper zaken deden met de EIB, die berucht is om zijn lange en bureaucratische procedures.
Stabiel
Filosofie bij de drie fondsen die DIF inmiddels heeft, is dat investeerders een stabiel rendement voor de lange termijn wordt geboden met weinig beweging naar boven of naar beneden en met amper renterisico. Het renterisico wordt ‘weggeswapt’. DIF steekt bedragen van tussen de 5 en 25 miljoen euro in projecten waar de (semi)overheid opdrachtgever is. Het marktrisico wordt zoveel mogelijk uitgeschakeld. Het betekent bijvoorbeeld dat DIF in Nederland niet in ziekenhuizen of waterbedrijven investeert, omdat daar wel marktrisico wordt gelopen. De projecten waarin DIF investeert hebben doorgaans een looptijd van dertig jaar. Witteveen: “We bieden een rendement van acht tot twaalf procent. Tot twee jaar geleden vond de markt dat niet zo aantrekkelijk, maar in de huidige woelige tijden is dat ineens een heel interessant rendement. Ook omdat wij vrijwel uitsluitend in projecten stappen waar de overheid direct of indirect garant staat voor de kasstromen. Dat geeft de zekerheid die investeerders nu zoeken.”
De markt voor infrastructuurprojecten lijkt te gaan profiteren van de wens van veel landen om de recessie te lijf te gaan met grote bouwprojecten. Tegelijk is er de wens om duurzame energie te stimuleren. Twee ontwikkelingen die DIF wind in de zeilen bieden. DIF heeft een goedgevulde pijplijn aan projecten, waarvan bij sommige een exclusief recht is bedongen. “Omdat banken en bouwbedrijven momenteel afhaken als het gaat om financiering, zijn wij een interessante partij.” Het zijn wel projecten van de lange adem. De voorbereiding voor een windenergieproject kan zomaar zes tot acht jaar duren. Ook PPS-projecten hebben een lange aanlooptijd. Zowel het duurzame energiefonds als het PPS-fonds zijn inmiddels gesloten. Het infrastructuurfonds kan nog doorgroeien naar maximaal 750 miljoen euro.
Ondanks de aantrekkingskracht van ‘zekere’ infrastructuurprojecten heeft ook DIF moeite om geld op te halen. “Investeerders willen wel, want lang niet alle institutionele beleggers zitten al in infrastructuur. Maar ze kunnen niet altijd instappen vanwege de beleggingsmix. We moeten wel binnen de beleggingsstrategie passen. Doordat de aandelen het afgelopen jaar zo zijn gedaald, is er een onderwaardering in aandelen en kan er dus niet zomaar geld worden vrijgemaakt voor nieuwe beleggingen in infrastructuur.”
Gidsland
Recent werd het gerenoveerde Ministerie van Financiën (zie foto) opgeleverd, een van de PPS-projecten waarin DIF deelneemt. Bij PPS gaan overheid en private partij (doorgaans een consortium met daarin een bouwer en een financier) een samenwerking voor lange termijn aan. De private partij bouwt niet alleen het project, maar doet ook het ontwerp, de financiering en de exploitatie. Door bedrijven op deze wijze meer invloed in projecten te gunnen, is de verwachting dat ze goedkoper en innovatiever gaan werken. “Dat is ook zo,” stelt Witteveen. “Marktpartijen kunnen bij PPS scherper offreren dan bij een gewone aanbesteding. De projecten worden goedkoper en ze zijn op tijd klaar.”
DIF krijgt pas interesse voor PPS-projecten als duidelijk is welke partij de opdracht wordt gegund. Witteveen: “Wij stappen bij voorkeur in als het contract voor een PPS-project wordt gegund, tot maximaal twee jaar nadat een project in gebruik is genomen. In die periode zitten wij ook altijd in de directie van een project. Wij zijn geen bouwers, maar we houden de bouw wel scherp in de gaten. Want daar worden beslissingen genomen die voor de exploitatie van belang zijn. Onze expertise zit in de begeleiding van het project, de cashflow optimaliseren en de exploitatie verbeteren. De opstart van een PPS-project is ingewikkelder dan een gewoon project omdat je een contract voor twintig jaar sluitend moet maken. Na de bouw blijf je immers ook verantwoordelijk voor onderhoud en exploitatie. Die specifieke kennis moet je in huis hebben. Als een project eenmaal een paar jaar draait en is geoptimaliseerd dan stappen wij uit, dan worden we te duur. Dan dragen we de projecten in een portefeuille over aan andere partijen.”
Nederland was op het vasteland van Europa lange tijd gidsland op gebied van publiek-private samenwerking, maar die tijd is – tot teleurstelling van Witteveen – voorbij. “We zijn in Nederland heel goed van start gegaan met de aanbesteding van de bovenbouw van de HSL-Zuid en de waterzuiveringsinstallatie Harnaschpolder. Het Ministerie van Financiën is ook een mooi project, hoewel we daarvan pas over een jaar of twee kunnen zeggen of het helemaal geslaagd is. Maar inmiddels raakt Nederland serieus achterop met PPS in vergelijking met landen om ons heen. De nieuwe grote projecten komen moeizaam op gang. Er zijn wel kleine projecten, maar die zijn voor grote investeerders niet zo interessant. Probleem is dat er door de Nederlandse overheid te weinig in kennis binnen de eigen organisatie wordt geïnvesteerd. In Groot-Brittannië lopen 700 PPS-projecten, in Nederland vijf. In Frankrijk is het gebruik van PPS bij wet vastgelegd, in Nederland is het een optie. We doen onze meeste PPS-projecten nu in het buitenland.”
DIF selecteert zijn projecten niet alleen op nauwe betrokkenheid van de overheid, maar probeert ook op andere fronten de risico’s voor investeerders te beperken. “We werken alleen in West-Europa, want die markt kennen we. We zijn al vaak genoeg uitgenodigd om in Oost-Europa iets te doen, maar dat is een heel andere markt, een andere cultuur, daar lopen we risico’s die we niet kunnen overzien. Om dezelfde reden stappen we ook alleen in projecten met ‘proven technology’. Dan weet je wat je kunt verwachten. Doe je dat niet, dan loop je grote risico’s. Kijk naar de NoordZuidlijn, een ‘wensproject’, niet gebaseerd op realistische aannames. Of neem het treinmaterieel voor de Hogesnelheidslijn. NS bestelt treinen met technieken die nog ontwikkeld moeten worden. Dat is toch onbegrijpelijk. Het logisch gevolg is dat de kosten van dit soort projecten uit de hand lopen, en dat is voor investeerders én belastingbetalers geen goed nieuws.”
Dutch Infrastructure Fund in een notendop
DIF bestaat sinds 2005. Er werken achttien mensen verdeeld over vier kantoren op Schiphol, Londen, Parijs en Frankfurt. DIF heeft drie fondsen:
DIF publiek-private samenwerking
sinds 2005 (sluiting maart 2006)
looptijd 10 jaar
omvang 150 miljoen euro
belangrijke investeerders: Europese Investeringsbank, diverse Nederlandse pensioenfondsen, Landesbank Hessen-Thüringen, Sumitomo Mitsui Banking Corporation
projecten: Deense archief Kopenhagen, scholen Crawley West-Sussex, Ministerie van Financiën, Den Haag, Universiteitsziekenhuis Caen
DIF duurzame energie
sinds 2005 (eerste sluiting september 2007, finale sluiting september 2008)
looptijd 10 jaar
omvang 134 miljoen euro
belangrijke investeerders: diverse Nederlandse pensioenfondsen en private investeerders.
projecten: windmolenpark Koegorspolder Terneuzen, windmolenpark Louville, vijf windmolenparken in Duitsland
DIF infrastructuur II
sinds 2005 (eerste sluiting oktober 2008 op 200 miljoen euro)
omvang 500 tot max. 750 miljoen euro (doel)
belangrijke investeerders: ABP, Europese Investeringsbank
projecten: studentenbehuizing Universiteit van Hertfordshire, woningproject Portsmouth