Circa 340 pensioenfondsen die door de kredietcrisis hun dekkingsgraad tot onder het weetelijk minimum zagen dalen, moesten voor 1 april een herstelplan indienen bij toezichthouder De Nederlandsche Bank. Inmiddels heeft DNB de plannen beoordeeld en gaat in het overgrote deel van de gevallen akkoord met de voorgestelde maatregelen. Dat maakte de toezichthouder op 14 jui bekend.
“Een klein aantal van de pensioenfondsen ontvangt een negatieve beschikking en zal opnieuw een herstelplan moeten indienen,” aldus de toezichthouder in een verklaring. Met ongeveer vijftig pensioenfondsen is DNB nog in gesprek. “De verwachting is dat een groot deel van deze fondsen uiteindelijk een positief oordeel over het ingediende plan zal ontvangen.”
Naast premieverhoging en – in een beperkt aantal gevallen – bijstortingen door de werkgever, wordt in een aantal gevallen gekozen voor versobering van de regeling. Zoals eerder al gemeld, zijn er rond de twintig vooral kleinere fondsen die hebben aangekondigd mogelijk te gaan korten.
Wettelijk gezien hebben pensioenfondsen vijf jaar de tijd om de dekkingsgraad terug te bremngen tot het minimum vereiste niveau van 105 procent. Zo’n tachtig fondsen hebben de volle vijf jaar nodig, maar gemiddeld hebben fondsen aan ruim drie jaar genoeg. Binnen maximaal vijftien jaar moet vervolgens ook het reserveteort zijn aangevuld; gemiddeld hebben fondsen hiervoor negen jaar uitgetrokken, zo meldt DNB.
Eerder al meldden het ambtenarenpensioenfonds ABP, het bedrijfstakfonds voor de sector zorg en welzijn, PFZW, en het metaalfonds PMT dat hun herstelplannen zijn goedgekeurd. Het pensioenfonds voor de Metalektro PME is hierover nog met DNB in gesprek.