woensdag 9 juli 2008

Doorbreek de cijferban van de vergrijzing

De Studiecommissie voor de Vergrijzing presenteerde onlangs haar jaarverslag 2008. Opgericht eind 2001, moet de Commissie burgers en bewindslieden informeren over de budgettaire impact van de vergrijzing en ontgroening. Zeven jaarverslagen verder zijn enkele constanten waar te nemen waarvan de gevoelige lezer grijze haren kan krijgen. U bent gewaarschuwd.

Eerste constante: de factuur van de vergrijzing wordt duurder met elk jaarverslag. De verwachte kostprijs tegen 2030 wordt nu geschat op 4,3 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat is meer dan 40 procent hoger dan in het eerste jaarverslag van 2002. Dit jaar bleef de teller voor 2030 gelijk, maar dat is een relatieve achteruitgang aangezien de berekening steunt op verbeterde demografische vooruitzichten. De kostprijs blijft even groot, ondanks minder vergrijzing. In cijfers van 2008 zou de vergrijzing tegen 2030 al 3.400 euro kosten per werknemer, ambtenaren inbegrepen.

Het verbaast niet dat de ramingen van de Studiecommissie Vergrijzing volatiel zijn. Het gaat om voorspellingen over verschillende decennia en met veel parameters. Zorgwekkend is dat de raming op middellange termijn spectaculair moest worden bijgesteld. Volgens de nieuwe berekening zullen de budgettaire kosten van de vergrijzing tussen 2007 en 2013 al 1,5 procentpunt van het bbp bedragen. Dat is bijna een verdubbeling in vergelijking met het jaarverslag 2007. De stijging van de overheidsuitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg werd zwaar onderschat in de vorige verslagen. Meteen staat deze en een volgende regering voor een bijkomende rekening van 2,5 miljard euro. Geen gezellige boodschap in budgettair zwarte tijden.

De tweede constante: de kostprijs van de vergrijzing is budgettair onvoldoende voorbereid. De sociale uitgaven worden in België niet door kapitalisatie bijeengespaard, maar door repartitie verdeeld uit lopende inkomsten. Daardoor is de meerkostprijs van de vergrijzing één virtuele, impliciete schuld voor de toekomst. Om de volgende generatie niet tot de bedelstaf te veroordelen en om de implosie van de sociale zekerheid te vermijden is daarom preventief begrotingsdiscipline nodig.

Schuldafbouw, begrotingsoverschotten en het Zilverfonds zijn daarbij de ordewoorden. Helaas is het te veel bij woorden gebleven en te weinig bij daden. De schuldafbouw is te traag gegaan in de gouden paarse jaren van hoogconjunctuur en rentedaling. Begrotingsoverschotten werden niet gehaald en lijken steeds moeilijker haalbaar in de huidige conjunctuur. Het Zilverfonds staat stil. En ondertussen wordt met elke vertraging een groter deel van de factuur doorgeschoven naar de volgende generatie.

Ziedaar de derde constante: het onvermogen van de politiek om de langetermijnuitdaging van de vergrijzing te vertalen naar daadkracht op korte termijn. De horizon van de parlementaire democratie reikt gewoon niet ver genoeg. En dat geldt niet alleen voor de budgettaire voorbereiding. De schattingen van de Studiecommissie Vergrijzing zijn gebaseerd op optimistische premissen over productiviteitsgroei, economische groei, werkgelegenheid en werkloosheid. De Commissie gaat ervan uit dat de prestaties daarvan zullen verbeteren in vergelijking met de afgelopen decennia, ondanks het verminderde economische potentieel van een vergrijzende en ontgroenende samenleving. Optimistische premissen blijven echter illusies zonder beleidshervormingen. De aanzet van het Generatiepact onder Verhofstadt heeft aangegeven hoe moeizaam de weg is in een werkbare regering, om van de huidige regering nog te zwijgen.

De vierde constante en de meest gevaarlijke is de bewustzijnsvernauwing die de jaarverslagen van de Studiecommissie Vergrijzing onbewust induceren. Het publieke discours over de vergrijzing wordt een puur budgettair discours, terwijl de klemtoon evenzeer op beleidshervorming moet liggen. Het budgettaire scenario van de Studiecommissie Vergrijzing mag dan een uitdaging lijken, toch is het manifest onvoldoende.

Zo gaat de Commissie ervan uit dat de totale uitgaven voor de gezondheidszorg tussen nu en 2030 met minder dan 3 procent op jaarbasis mogen groeien. Dat is zonder meer onhaalbaar. De afgelopen dertig jaar steeg het budget van de publieke gezondheidszorg met bijna 5 procent op jaarbasis, bovenop de inflatie. De vraag naar gezondheidszorg blijft toenemen door de onstuitbare ontwikkeling van wetenschap, technologie en medicatie, nog afgezien van de vergrijzing. Niemand wil tekenen voor een draconische rantsoenering van de Belgische gezondheidszorg. Maar waar zit het plan voor meer gezondheidszorg ondanks het budgettaire juk van de vergrijzing?

Hetzelfde is het gesteld voor de pensioenen, waar de Commissie maar in een minimale stijging voorziet. Nochtans is de verpaupering van de wettelijke pensioenen al genoegzaam bekend, evenals de ondraaglijke verschillen tussen de diverse pensioenstelsels. Grondige pensioenhervorming en nieuwe pensioeninvesteringen zijn daarom onvermijdelijk en werden al in vele Europese landen ingezet. De Belgische pensioenhervorming moet nog beginnen.

De jaarverslagen van de Studiecommissie Vergrijzing zijn nuttig en wenselijk. Ze confronteren beleidsmakers met kostenraming op lange termijn en dwingen zo tot budgettaire discipline op korte termijn. Maar de onderliggende noodzaak tot beleidshervorming is cruciaal en komt in de cijferlawine onvoldoende aan bod. Daardoor dienen de jaarverslagen veeleer tot belichting dan tot verlichting.

doelbewuste beleidsstrategie

Het Belgische vergrijzingsdebat moet de ban van de cijfers doorbreken. Jawel, we lopen achter in het minimalistische begrotingsscenario. Maar we staan vooral nergens in het beleidsscenario. Een doelbewuste beleidsstrategie voor nieuwe welvaartscreatie en nieuwe sociale bescherming moet een absolute topprioriteit zijn. Beleidssucces daarin kan instant meer budgettaire ruimte scheppen. We zijn niet veroordeeld tot decennia van grauwe begrotingsdiscipline.

De vorige regering heeft in haar budget kansen gemist die niet meer terugkomen. De huidige legislatuur is de laatste 'window of opportunity'. De luxe van de verre horizon is voorbij: de pensionering van de babyboomers staat voor de deur. België is zijn afspraak met de demografische geschiedenis grandioos aan het missen. De rekening zal volgen. De hervormingen die nu uitblijven, zullen morgen of overmorgen pijnlijk noodzakelijk zijn.

Marc De Vos is docent arbeidsrecht aan UGent en directeur van het Itinera Institute, onafhankelijke denktank voor duurzame economische groei en sociale bescherming.

Volledig artikel in pdf.
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :