Het pensioen van 23 à 24 procent van de Belgische gepensioneerden ligt lager dan de Europese armoedegrens. Dat is veel: het is meer dan het Europees gemiddelde (EU-15) van zowat 20 procent, en ruim meer dan in Frankrijk en Duitsland (rond 15 procent) en viermaal hoger dan in Nederland (6 procent).
De armoede onder onze gepensioneerden is inderdaad breed maar is niet zó diep, zegt de commissie verder. De armen van de andere leeftijdsgroepen in ons land zijn er slechter aan toe, zegt ze.
Het inkomen van de armen van 65 en ouder ligt in België, net als in Duitsland, gemiddeld 17 procent lager dan de armoedegrens. Dat is iets beter dan het Europees (EU-15) gemiddelde, iets beter dan in Frankrijk (19 procent) maar beduidend slechter dan in Nederland waar de (minder talrijke) armen amper 8 procent onder de armoedegrens zitten.
De commissie presenteerde ook voorzichtige eerste berekeningen over de 'fairheid' van de pensioenen. Daarvoor moet er een aanvaardbare verhouding bestaan tussen de ontvangen pensioenen en de voordien betaalde bijdragen. Dat leert dat de hoge inkomens wellicht 11 procent te weinig krijgen om van een faire verdeling te kunnen spreken.
Maar vooral degenen die vervroegd met pensioen gaan, springen uit de band. Wie 5 jaar vroeger dan normaal (op 60 dus) met pensioen gaat, en dus minder jaren bijdragen betaald heeft en meer jaren een uitkering zal genieten, zou eigenlijk maandelijks 23 procent minder moeten krijgen. Wie tien jaar te vroeg gaat (op 55) zou zowat 67 procent minder moeten krijgen.