Bedrijven met een eigen pensioenfonds moeten zich voorbereiden op de mogelijkheid dat ze hun bijdragen moeten verhogen. Dat komt door het slechte beursklimaat.
Die boodschap gaf Philip Neyt gisteren, de voorzitter van de Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen (BVPI). Hij houdt er rekening mee dat de rendementen van de fondsen de komende jaren 1 tot 2 procentpunt lager zullen liggen dan de afgelopen jaren het geval was. Aangezien de Belgische pensioenfondsen hun pensioenbeloften wettelijk niet mogen verlagen, moeten de bedrijven meer bijdragen als de rendementen onvoldoende blijken te zijn om aan de verplichtingen te voldoen.
Voorlopig is er echter geen reden tot paniek, benadrukt Neyt. Sinds 1985 hebben de Belgische pensioenfondsen een nominaal jaarlijks nettorendement gehaald van 6,83 procent. Maar het afgelopen decennium lag dat rendement een flink stuk lager. De afgelopen tien jaar ging het om 2,80 procent en in de eerste helft van dit jaar om maar 1,14 procent. Als de inflatie in rekening wordt gebracht, was het rendement zelfs 1,39 procent negatief. Neyt denkt dat het financiële klimaat voorlopig nog volatiel zal blijven, waardoor een terugkeer naar het gemiddelde rendement van bijna 7 procent per jaar er niet in lijkt te zitten. ‘Als we dezelfde pensioenen willen houden terwijl we langer leven en de rendementen lager zijn, zullen de kosten voor de bedrijven toenemen.'
De BVPI gaat uit van de vuistregel dat een rendementsverlaging van 1 procentpunt (5 procent per jaar in plaats van 6 procent) de kosten met 15 procent verhoogt. Neyt geeft een rekenvoorbeeld: ‘Als een bedrijf nu 4 procent van zijn loonmassa aan het pensioenfonds uitgeeft, zal een kostenverhoging met 15 procent ertoe leiden dat dat 4,6 procent wordt'. Een rendementsverlaging van 1 tot 2 procentpunt zou dus resulteren in een kostenverhoging met 15 tot 30 procent. De BVPI roept de toekomstige regering in elk geval op om de lasten voor de pensioenfondsen niet te verhogen, aangezien ze hoe dan ook al meer kosten zullen hebben.
De beursperikelen hebben de pensioenfondsen er niet toe aangezet hun beleggingsstrategie sterk te wijzigen. ‘Als langetermijnbeleggers houden de pensioenfondsen hun activaverdeling constant, waardoor ze een stabiliserende rol spelen op de financiële markten', aldus Neyt. De fondsen hebben nu 38 procent in aandelen belegd, 50 procent in obligaties en 12 procent in andere vormen.
Neyt zegt dat de dekkingsgraden (de mate waarin aan de verplichtingen kan worden voldaan) nog ‘zeer comfortabel' zijn. Dat bevestigt de toezichthouder FSMA. In 2008 bedroeg de dekkingsgraad op korte termijn 117 procent en op lange termijn 101 procent. Vorig jaar waren die cijfers verbeterd tot 142 en 118 procent.
De BVPI is de koepel van pensioenfondsen waar zo'n 900.000 werknemers uit de privésector bij zijn aangesloten. Het gaat vooral om pensioenfondsen van grote bedrijven en instellingen. Nog eens eenzelfde aantal werknemers in de particuliere sector heeft een groepsverzekering afgesloten. De groepsverzekeringen worden beheerd door verzekeringsmaatschappijen en staan los van de BVPI.
De pensioenfondsen en groepsverzekeringen vormen samen de tweede pijler van de Belgische pensioenvoorzieningen. Bedrijven zorgen er met deze voorzieningen voor dat hun werknemers een aanvulling hebben op het wettelijke pensioen, dat de eerste pijler vormt. Daarnaast kan elke Belg nog op individuele basis aan pensioensparen doen. Dat is de derde pijler. De pensioenspaarfondsen staan ook los van de BVPI.
Als een pensioenfonds of groepsverzekering niet aan de pensioenbelofte kan voldoen, is de werkgever wettelijk verplicht om bij te springen
Nieuw ! Pensiontalk Mobile (betaversie)