Nu de tornado uitgeraasd is, komen onze pensioeninstellingen er stilaan weer bovenop.
Het is een feit dat de tijd in hun voordeel speelt.
Omdat we niet allemaal tegelijk sterven en het wettelijk verboden is om voor zijn 60ste pensioenrechten af te kopen, werden de Instellingen voor Bedrijfspensioenvoorziening (IBP) nooit geconfronteerd met massale kapitaalopvragingen. Daardoor kunnen ze op langere termijn redeneren en hoeven ze niet ongerust te zijn wanneer de beurskoersen plots kelderen. Maar na regen komt altijd zonneschijn en ondanks de aderlating van 2008 boeken ze voor de periode van 1985 tot 2009 nog altijd een gemiddeld rendement van 6,85%.
Hervonden dekking
De alarmtoestand woog zeker zwaar door. Nagenoeg alle fondsen zagen zich genoodzaakt om een herstelplan uit te werken om opnieuw een aanvaardbaar dekkingsniveau te hebben. De dekking piekte eind 2006 op 143% en zakte tijdens het hoogtepunt van de crisis tot gevaarlijk dicht in de buurt van 100. De CBFA was verplicht om tussen te komen. In 2008 was er bij de reserves een tekort van 600 miljoen voor de korte termijn en het dubbele voor de lange termijn. Die putten werden ofwel onmiddellijk opgevuld ofwel met gespreide stortingen in 2009 zodat alles snel weer in orde was. De gemiddelde dekkingsgraad is opnieuw gestegen tot 112%. Het gemiddelde rendement voor 2009 is 16%. Om ervoor te zorgen dat alles nu niet meer dan een slechte herinnering is, steeg het percentage van de aandelen in de activa van 30 naar 40%.
Er zijn in totaal 246 pensioenfondsen. Krachtens een eind december 2009 gepubliceerd koninklijk besluit moeten ze jaarrekeningen publiceren voor elk boekjaar dat vanaf 31 december 2007 wordt afgesloten! Ze moeten ook werken onder de juridische vorm van een Instelling voor de Financiering van Pensioenen (IFP) maar hebben nog tot 2012 de tijd om naar dat statuut over te stappen. Hun aantal zal waarschijnlijk toenemen omdat er steeds meer gepleit wordt voor een tweede pijler voor iedereen. Het erbarmelijke vervangingsniveau van onze pensioenen, die één van de zwaarste aderlatingen in Europa ondergingen, wordt deels door de fiscaliteit gecorrigeerd. Die correctie is onvoldoende en bijgevolg blijven onze wettelijke pensioenen ontoereikend om de sociale behoeften van de derde leeftijd deftig te dekken. Vandaar dus het idee om aan de werknemers te vragen om hun pensioenen zelf bij te passen. Maar men kan de mensen niet aansporen om hun pensioen te verhogen om dat dan tegelijk te belasten. Boven een bepaalde drempel wordt er nog altijd een solidariteitsbijdrage van 0,5% tot 2% op onze pensioenen ingehouden. Zowat iedereen is het erover eens dat dit een onrechtvaardige aderlating is. Maar hoe moet een onrechtvaardigheid die loont, worden afgeschaft?
Sectorale of ondernemingsplannen
De tweede pijler groepeert de pensioenen die gekoppeld zijn aan arbeid. 60% van de bezoldigde werknemers geniet daarvan. 72% van hen zijn aangesloten bij een groepsverzekering en 28% bij een IBP. Meer dan 80% van de bijdragen gaat naar de groepsverzekeringen zodat het totale vermogen van onze IBP, nl. 13,7 miljard, ongeveer even groot is als het bedrag van de activa die beheerd worden door de Pensioenspaarfondsen die onder de derde pijler, nl. de individuele voorzorg, vallen: 12 miljard eind juni 2009.
De pensioenplannen kunnen van de onderneming zijn. Ze hebben dan hoofdzakelijk betrekking op bedienden. Ze kunnen ook sectoraal zijn. Zo zijn er een dertigtal die meer dan 600.000 hoofdzakelijk mannelijke werknemers dekken. Dat onevenwicht kan gemakkelijk worden verklaard door de geringe aanwezigheid van vrouwen in industriële sectoren die als eerste dergelijke plannen hebben ingevoerd. Wat de financiering betreft, ontvangen de plannen voor kaderleden vier tot vijf keer meer middelen dan de plannen voor arbeiders. Het Groenboek pensioenen schat het bedrag dat toegewezen wordt aan kaderleden op 6,3% van de loonmassa, terwijl dat voor bedienden op 3,4% en dat van de arbeiders op amper 1,4% wordt geraamd. De werkgevers nemen die bedragen nagenoeg volledig ten laste. De aangeslotene is inderdaad vrijgesteld van elke persoonlijke bijdrage.
In onze klassementen vinden we uiteraard verschillende types pensioenfondsen. Amonis dat ons klassement aanvoert, is de nieuwe naam voor de vroegere Voorzorgskas voor Geneesheren, Tandartsen en Apothekers (VKG) en telt ongeveer 25.000 leden. Het is samen met het pensioenfonds van KBC het enige met een vermogen van meer dan een miljard euro. Het pensioenfonds Ogeo is gespecialiseerd in de financiering van de pensioenen van lokale overheden. De belangrijkste leden zijn de intercommunale Tecteo, beter bekend onder zijn teledistributiemerk Voo, de stad Seraing en de provincie Luik. Het Pensioenfonds Metaal is, zoals zijn naam doet vermoeden, voorbehouden aan arbeiders van de metaalnijverheid.