Nederlanders worden steeds ouder en de pensioenen gaan dus meer kosten. Maar hoe veel? Daar blijkt nogal wat verwarring over te bestaan. Waardoor we bang gemaakt worden met cijfers die pas over 127 jaar aan de orde zijn.
Pensioenen waren ooit het toppunt van saai, maar tegenwoordig is zelfs een nieuwe prognose van het Actuarieel Genootschap groot nieuws. Zowel het NOS Journaal als RTL4 Nieuws luidden maandag de noodklok: we worden met z'n allen te oud, de pensioenen zijn niet meer op te brengen. Maar ga voor een prognose vooral geen extra premie betalen.
Aanleiding voor de ophef was de nieuwe prognosetafel 2010-2060 van het Actuarieel Genootschap (AG). In de prognosetabel staat per kalenderjaar van 2010 tot 2060, en voor elk levensjaar van nul tot hoogbejaard, welk percentage Nederlandse mannen, respectievelijk vrouwen zal overlijden. Zo zal van de vrouwen die in 2025 zeventig jaar oud zijn, 1 op de 126 de geest geven, van de 80-jarigen 1 op de 34, enzo verder.
Pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken deze tabel om de kosten van de uitkeringen te voorspellen. Gaan die echt binnenkort gierend uit de klauwen lopen?
Het NOS-journaal toonde een grafiek met de levensverwachting die tot 2060 stijgt naar 85,9 (man) en 87,6 (vrouw). De meeste kijkers zullen wel gedacht hebben dat die ging over mensen die in 2060 rond hun tachtigste overlijden – wij zelf dus – maar het gaat over mensen die in 2060 geboren worden. Als je behoort tot degenen die nu pensioenpremie betalen, gaat dit waarschijnlijk dus over het pensioen van je achterkleinkinderen.
Het jaar 2137
Mensen die in 2060 geboren worden, gaan op zijn vroegst in het jaar 2127 met pensioen. Maar dat iemand een jaar of tien van zijn pensioen geniet was altijd al ingecalculeerd, dus het probleem begint pas te spelen in 2137, over 127 jaar.
Even terugrekenen: dat komt overeen met een fondsbeheerder die in 1883 alarm slaat over de te verwachten stijging in de uitgaven vanaf nu. Toen hadden we in Nederland de Eerste Wereldoorlog, de Spaanse griep, de Tweede Wereldoorlog, de dekolonisatie en de massa-immigratie nog tegoed. Maar gelukkig weet het Actuarieel Genootschap al dat iets dergelijks in de komende 127 jaar in Nederland niet zal gebeuren.
Echte data
Tot 2007 baseerden de pensioenfondsen zich nog op echte data, namelijk de sterftecijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Als je telt hoeveel gepensioneerden er in de afgelopen vijf jaren overleden zijn en hoeveel er elk jaar nieuw instromen, heb je voor de korte termijn - de komende vijf à tien jaar - een behoorlijk betrouwbare schatting van de kosten.
In 2007, echter, publiceerde het AG voor het eerst ook een lange-termijnprognose van de levensverwachting voor de periode 2005-2050. Daar komt nu de bijgestelde prognose voor het tijdvak 2010-2060 overheen.
Volgens het AG daalt de sterfte onder bejaarden nu zo snel, dat al op korte termijn een onvoorzien ‘ stuwmeer’ aan pensioengerechtigden zal ontstaan. Echter, dat komt mede omdat in de oude prognose de cijfers telkens over periodes van vijf jaar gemiddeld werden. In de nieuwe prognose is dat nog maar over telkens twee jaar. Elke dip en piek in de sterftecijfers die voorheen nog uitgemiddeld werd, vertaalt zich nu meteen in bijgestelde levensverwachtingen en, desgewenst, in opgewonden persberichten.
Ook het CBS komt trouwens periodiek met voorspellingen voor de levensverwachting van de Nederlander. Momenteel schat het CBS die nog voor mannen 2 jaar, en voor vrouwen 1,3 jaar lager in dan het AG.
Kijken per doodsoorzaak
Jan Latten, demograaf bij het CBS, schrikt daar niet van: ‘Het AG gebruikt blijkbaar een simpel rekenmodel dat enkel gebaseerd is op historische gegevens. Bij het CBS gaat het altijd om waarnemingen van sterftecijfers in combinatie met hypothesen over de ontwikkeling van de levensverwachting. Dat bekijk je per doodsoorzaak. Bijvoorbeeld: de sterfte aan longkanker bij vrouwen is minder gedaald dan bij mannen omdat de vrouwen in de jaren tachtig en negentig stevig doorgerookt hebben. Wat ga je veronderstellen over de generatie meisjes die nu al of niet gaan roken?’
Latten beaamt wel dat er er een trendbreuk aan lijkt te komen: ‘ De sterfte heeft zich de laatste jaren verbazingwekkend ontwikkeld. Hoewel het aantal oude mensen toenam, nam het aantal sterfgevallen zelfs af. Dat betekent dus een flinke stijging van de levensverwachting.’
Eind dit jaar komt het CBS met zijn eigen, vernieuwde voorspelling tot 2050. Maar het blijven slechts prognoses. De dalende trend in de sterfte is waarschijnlijk vooral het gevolg van betere medische zorg. Er is a priori geen reden waarom die trend nog veertig jaar lang door zou zetten.
Spaanse griep
Eén epidemie van het kaliber Spaanse griep kan alle prognoses omver gooien, net als het onbruikbaar worden van de laatste antibiotica waar bacteriën nu nog geen resistentie tegen ontwikkeld hebben.
Het AG-rapport verwijst ook zelf in de marge naar een recent artikel van CBS-onderzoekers Nathaly Carolina en Coen van Duin. Die inventariseerden in hoeverre prognoses uit het verleden correct gebleken zijn, en concluderen dat de marge waarbinnen ze in 2050 met 95% zekerheid uitkomen, maar liefst tien jaar is. Anders gezegd: met een beetje pech zit de prognose voor de leeftijdsverwachting er een jaar of vijf naast, en worden onze achterkleinkinderen geen 86, maar slechts 81.
In feite kan niemand ook maar enigszins nauwkeurig inschatten hoeveel inwoners Nederland rond 2100 zal hebben en hoe de leeftijdsopbouw zal zijn - gesteld dat Nederland dan nog bestaat, en geen provincie van het verenigd Europa of wingewest van Rusland is.
De verschillen in levensverwachting in kaart gebracht.
Arnout Jaspers