maandag 15 maart 2010

Het aanvullend pensioen en de bijzondere bijdrage

Op de begroting van onze regering voor 2010 staat een bedrag van 30 miljoen euro ingeschreven dat moet komen van extra te recupereren bijdragen (8,86 %) op de werkgeverspremies en –stortingen in de  aanvullende pensioenen.

Tot hier toe gebeurde de controle daarop door RSZ en sociale inspectie, maar nu heeft men er iets nieuws op gevonden.

Sigedis brengt in opdracht van de overheid alle aanvullende pensioenen in kaart. De gegevens die daar verzameld zijn, zullen nu vergeleken worden met de aangiften aan de RSZ...

Misschien toch eens controleren of die aangifte wel gedaan wordt.

In het pensioenlandschap noemt men de wettelijke pensioenen “de eerste pijler”. Daarnaast zijn er meer en meer werknemers die een aanvullend pensioen opbouwen. Die aanvullende pensioenen vormen “de tweede pijler”. Die tweede pijler wordt met de dag belangrijker. Waar werkgevers vroeger vooral aan kaderleden een aanvullend pensioen aanboden, worden onder meer door toedoen van de WAP nu ook meer en meer aanvullende pensioenstelsels ingevoerd in een aantal sectoren.

De eerste en de tweede pijler verschillen fundamenteel op het vlak van de gekozen techniek. Het wettelijk pensioenstelsel is een repartitiestelsel. Dat betekent dat de pensioenen die vandaag uitgekeerd worden gefinancierd worden met de socialezekerheidsbijdragen die vandaag betaald worden. Voor het aanvullend pensioen in de tweede pijler gebruiken we een andere financieringswijze. De werkgever betaalt (eventueel samen de werknemer) een premie aan een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds en met de aldus opbouwde premieopbrengsten en de beleggingsopbrengst daarvan wordt een pensioen betaald bovenop het wettelijk pensioen. Dat extra pensioen zal de vorm aannemen van een eenmalig kapitaal of van een rente, zijnde een maandelijkse vergoeding.


Op alle stortingen die de werkgever doet om aan zijn “personeelsleden of aan hun rechtverkrijgende(n) buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood te verlenen” is aan de RSZ een bijzondere bijdrage verschuldigd van 8,86 % (artikel 38 § 3ter wet 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers). Het is dus niet van belang of de storting gedaan wordt aan een pensioenfonds dan wel aan een verzekeraar. (De premietaks van 4,4 % is enkel verschuldigd op de premie
betaald aan de verzekeraar. Die zal de premie trouwens innen en doorstorten aan de fiscus.)

De werkgever moet aangifte doen aan de RSZ van de stortingen die hij doet in het kader van het aanvullend pensioen van zijn werknemers. Hij geeft de bijdrage globaal aan voor het geheel van zijn onderneming (dus niet voor elke werknemer apart). Nogal wat werkgevers zagen en zien de aangifteplicht wel over het hoofd.

Tot hier toe gebeurde de controle op de aangifte door de RSZ zelf en door de sociale inspectie, maar nu komt er een controlesysteem bij. Sigedis brengt in opdracht van de overheid alle aanvullende pensioenen in kaart in een gegevensbank “Opbouw aanvullende pensioenen” die werd opgericht door de Programmawet (I) van 27 december 2006. Initieel moest die gegevensbank dienen om de fiscaliteit van de aanvullende pensioenen te controleren (o.a. de naleving van de 80 % - regel). De Programmawet van 23 december 2009
voegt daaraan als doeleinde toe de controle van de aangifte aan de RSZ.

De gegevens die in de gegevensbank “Opbouw aanvullende pensioenen” verzameld zijn, zullen nu door de RSZ, die toegang krijgt tot de databank, vergeleken worden met de aangiften aan de RSZ. Op de begroting van onze regering voor 2010 staat een bedrag van 30 miljoen euro ingeschreven die moeten komen van extra te recupereren ‘stortingen’ op de werkgeversbijdragen in de aanvullende pensioenen.
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :