De Programmawet van 23 december 2009 en de wet houdende diverse bepalingen van 30 december 2009, en de wet houdende fiscale en diverse bepalingen van 21 december 2009 werden op 30 en 31 december 2009 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
Deze wetten hebben in het bijzonder de volgende gevolgen voor onze sector:
1) Sigedis: art. 69 van de programmawet voegt een wettelijke controlefinaliteit toe aan de lijst van doelstellingen van de databank. De RSZ en de RSZPPO kunnen nu gebruik maken van de databank SIGeDIS om te controleren of de sociale zekerheidsbijdrage (8,86%) op de bijdragen voor een tweedepijler pensioen, effectief en correct worden aangegeven
2) Slapende fondsen: art 47 van de wet houdende fiscale en diverse bepalingen wijzigt de regels betreffende "slapende fondsen". Ter herinnering, de problematiek van de slapende fondsen betreft situaties waarin opeisbaar geworden aanvullende pensioenen of overlijdensprestaties niet opgevraagd worden door de begunstigde en deze laatste niet geïdentificeerd kan worden.
De volgende wijzigingen werden aangebracht: a) geen overdracht meer van effecten zonder waarde; b) de opbrengsten van de slapende effecten worden steeds omgezet in euro, c) het beheer van effecten met een minieme waarde; d) verkoop van de effecten van een slapende rekening wanneer de globale waarde van deze effecten kleiner is dan 1.000 EUR.
IBP’s vallen niet onder het toepassingsgebied van de wet van 24 juli 2008, maar de CAP formuleerde op 10 maart 2009 een advies over de problematiek van de slapende fondsen (BVPI infoflash 31 maart 2009).
3) Ouderschapsverlof: art 90 en 91 van de wet houdende diverse bepalingen wijzigen art. 105 § 1 en art 105 § 3 ter bepaling van het begrip "lopend loon" dat dient als basis voor de berekening van de opzeggingsvergoeding bij ontslag zonder opzeggingstermijn van werknemers die deeltijds ouderschapsverlof genieten.
In dergelijke omstandigheden zal onder "lopend loon" niet het werkelijk verdiende loon op het ogenblik van het ontslag zonder opzeggingstermijn worden verstaan, maar wel het loon dat op datzelfde moment door de werknemer zou zijn verdiend indien hij voltijds aan het werk was gebleven.
4) Discriminatie: Naar aanleiding van arrest 64/2009 van het Grondwettelijk Hof (2 april 2009) wijzigen Art 107 tot 119 van de wet houdende diverse bepalingen, de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, en voegen "syndicale overtuiging" toe aan de lijst van beschermende criteria. Tevens worden de nodige wijzigen aangebracht in het Strafwetboek.
5) "Garantiefonds": art 164 tot 172 van de programmawet breiden de verplichte deelnemers aan het "garantiefonds" (BVPI infoflash 17 november 2008) uit en wijzigen de financiering.
Belangrijk te noteren voor de IBP’s is dat de IBP’s niet onder het toepassingsgebied van deze wet en dit KB vallen.
6) BTW op levering van nieuwe gebouwen: art.142 tot 149 van de programmawet wijzigingen het BTW-wetboek in navolging van het arrest van 8 juni 2000 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschappen.
Tot op heden was het verwerven van een nieuw gebouw onderworpen aan BTW-heffing, maar was de verwerving van de bijhorende grond dit niet. Vanaf 1 januari 2011 kan de levering van een gebouw en het bijhorende terrein vanuit een BTW perspectief niet los van elkaar gezien worden. Indien er dus BTW betaald moet worden over het levering van het gebouw, moet dit ook betaald worden over de levering van het bijhorende terrein.
7) Verslag Studie Commissie voor de Vergrijzing: de studie commissie voor de vergrijzing stelt ieder jaar een verslag op m.b.t. de verwachte kost van de vergrijzing. Vanaf heden zal dit tegen 15 juni i.p.v. tegen 30 april moeten gefinaliseerd worden. (art 30 van de programmawet)
8) "Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast:" art. 185 tot 192 van de programmawet wijzigen de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen. Zo is de CBFA vanaf heden gehouden om namens de verzekeringsondernemingen die onder art. 2, § 1 van de wet van 9 juli 1975 vallen een jaarlijkse bijdrage te betalen aan het fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast.
Belangrijk te noteren voor de IBP’s is dat IBP’s niet onder het toepassingsgebied van deze wet vallen.