Nooit in de geschiedenis zijn de inkomens en de vermogens van mensen zoveel gestegen als in de westerse landen na de Tweede Wereldoorlog.
We zijn rijk, we zijn verzadigd, we vergrijzen en we willen houden wat we hebben. Geen veranderingen in ons prettig bestaan, s.v.p.
Nu er toch een aantal ontwikkelingen plaatsvindt die om aanpassingen vragen, valt ons dat rauw op de maag. We weten wel dat het klimaat verandert, maar we lijken dat vooral als een probleem voor de volgende generatie te zien. We weten wel dat we veel te veel energie verbruiken, maar we blijven van hot naar her rijden en vliegen. We weten wel dat we langer leven en dat de aow straks onbetaalbaar wordt, maar we zijn mordicus tegen een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. We weten al zestig jaar dat de babyboomgeneratie nu met pensioen gaat, maar nu dat ook werkelijk gebeurt, zijn we verbaasd dat we met een tekort aan vakmensen zitten. We weten wel dat de huizenmarkt geheel ontwricht is, maar kom niet aan onze hypotheekrenteaftrek en onze huursubsidie.
We anticiperen niet op ontwikkelingen, maar wachten tot het allerlaatste moment om er op te reageren, als iedereen duidelijk is dat er echt wat moet gebeuren. Daar zijn we nu. Aanpassingen kunnen niet langer worden uitgesteld. Waar een economische crisis al niet goed voor is. Twee jaar van krimp en stagnatie zijn voldoende om zo’n groot gat in de overheidsfinanciën te slaan, dat ingrijpen onvermijdelijk wordt. De heilige huisjes kunnen niet langer worden ontzien.
Het verwijt vanuit de Tweede Kamer dat het kabinet nu de tijd neemt om ambtenaren te laten bepalen op welke beleidsterreinen voor hoeveel bezuinigd kan worden, was terecht daar waar dit demonstreert dat onze regering onvermijdelijke ingrepen zo ver mogelijk voor zich uitschuift. Balkenende en Bos hebben elkaar ooit gevonden door overeen te komen wat er allemaal niet hoefde te veranderen. Maar de meeste partijen in ons parlement willen net zo min verandering als het kabinet. We hebben twee sociaalconservatieve partijen (SP en PVV) die terugverlangen naar vroeger. We hebben drie gevestigde partijen (CDA, PvdA en VVD) wier aanhang alle verworvenheden van de verzorgingsstaat wil behouden. De kleine christelijke fracties hebben hun eigen conservatisme en dan houden we maar twee partijen over, wier programma gebaseerd is op een andere toekomstige samenleving. Twee toekomstgerichte partijen, D66 en GroenLinks, dat is alles. De twee staan in de peilingen op 36 zetels, en vertegenwoordigen daarmee maar 24% van het electoraat.
Onze volksvertegenwoordigers willen in meerderheid geen verandering, want ons volk wil geen verandering. Er is een crisis nodig om beweging in de gevestigde opvattingen te krijgen. Het trieste is dat veranderingen vervolgens alleen afgedwongen worden omdat er nu eenmaal bezuinigd moet worden. Het zou natuurlijk vele malen beter zijn als overheidsbeleid gebaseerd zou zijn op een toekomstvisie, op een beeld van waar we met Nederland naartoe willen, gegeven de demografische, economische, ruimtelijke en klimatologische ontwikkelingen die nu gaande zijn. Maar in plaats van te weten waar we naartoe willen, zien we als een berg op tegen de toekomst en rest ons het treurige bezuinigen.
Jaap van Duijn is onafhankelijk beleggingsdeskundige.
Jaap van Duijn (1943) is voormalig directielid en fondsmanager bij de Robeco Groep.