Er wordt algemeen aangenomen dat kleine pensioenfondsen minder goed presteren dan hun ‘grote broers’. Niets is echter minder waar: in de huidige kredietcrisis doen de kleintjes het juist stukken beter dan ’s lands grootste pensioenfondsen. Dat stelt Lodewijk van Pol, van vermogensbeheerder Lombard Odier.
“We hebben een steekproef gedaan op basis van data van Bureau Bosch, om te zien hoe de dekkingsgraadontwikkeling zich verhoudt tot de omvang van het pensioenvermogen,” zegt Van Pol. “Die correlatie blijkt negatief te zijn.”
Kleintjes presteren beter
De steekproef betrof de tien grootste fondsen en een uiteenlopende groep van zeer kleine, kleine en middelgrote fondsen. “De top 5 pensioenfondsen is goed voor 55% van het totaal beheerd pensioenvermogen in Nederland, maar had in 2008 een verlies van 60% op de dekkingsgraad. Bij alle overige pensioenfondsen was het gemiddelde verlies 42%,” aldus Van Pol.
Het verschil valt deels te verklaren uit het feit dat grote fondsen in meer complexe categorieën beleggen en ook vaak wat meer alloceren aan zakelijke waarden. Juist deze categorieën hebben het afgelopen jaar voor verliezen gezorgd.
“Een andere reden is dat grote fondsen vaak hun renteafdekking niet op orde hebben. Niet omdat ze daar het nut niet van inzien, maar omdat ze niet anders kunnen,” meent Van Pol. “Dat is een serieus probleem.”
Hoewel de swapmarkt redelijk liquide is, is het voor een fonds met een groot vermogen veel moeilijker dan voor een kleinere collega om een hedge te bouwen die bescherming biedt tegen het renterisico. Van Pol: “Onder druk van de kredietcrisis wilden tegenpartijen zoals investment banks vorig jaar bovendien bijna geen contracten meer aangaan. Voor een fonds van enkele tientallen miljoenen kun je dan misschien nog wel iets regelen, maar een fonds met een paar miljard aan vermogen kan niet meer worden bediend.”
In termen van uitvoeringskosten levert een grote omvang weliswaar schaalvoordelen op, maar er is ook een keerzijde.
Grenzen aan de omvang
“Als het gaat om beleggingsfondsen is het bekend dat er een optimale omvang is. Is die eenmaal bereikt dan gaat men ertoe over het fonds te sluiten, want anders wordt de omvang te groot om de flexibiliteit en performance te kunnen waarborgen en ervoor te zorgen dat het fonds nog kan opereren in de markt,” zegt Van Pol. “Eigenlijk kun je pensioenfondsen ook als beleggingsfondsen beschouwen. Een omvang tussen twee en tien miljard euro is ideaal. Daarboven wordt het al moeilijker. Als pensioenfondsen flexibel moeten opereren en optimaal moeten presteren zitten er dus ook grenzen aan de omvang.”
Die grenzen worden nu niet gesteld. Integendeel: toezichthouder De Nederlandsche Bank heeft herhaaldelijk opgeroepen tot schaalvergroting in pensioenland. Moet dat veranderen?
“In elk geval wordt er te eenzijdige nadruk gelegd op de kostenvoordelen van een grote omvang. De crisis laat zien dat grootschaligheid ook aanzienlijke nadelen oplevert. Daar mag wel eens meer aandacht voor komen,” zegt Van Pol.