Bedrijven die op de Europese beurzen genoteerd staan, zijn sinds 2005 verplicht tot publicatie van hun geconsolideerde rekeningen volgens de internationale boekhoudkundige IFRS-normen. Dit houdt in dat de sociale verplichtingen van het bedrijf moeten gemeten en gepubliceerd worden volgens de IAS 19-normen.
Volgens een studie uitgevoerd door Mercer met betrekking tot de geconsolideerde jaarrekeningen van 2006 vertegenwoordigt het aandeel van de ‘te bereiken doel plannen’ om en bij de 75% van de totale aanvullende pensioenlasten van de bedrijven van de BEL20.
“Deze situatie is vrij logisch, vermits de meerderheid van deze bedrijven in verschillende landen actief is”, zegt Thierry Laloux, Retirement Business Leader bij Mercer. “Overschakelen van een ‘te bereiken doel’ filosofie naar een ‘vaste bijdrage’ filosofie dient geleidelijk te gebeuren en is zelfs niet voor 100 % realiseerbaar wanneer we kijken naar de wettelijke beperkingen waarmee een bedrijf kan geconfronteerd worden.” België geeft hiervan een mooi voorbeeld met de wettelijke verplichting om het stelsel 'te bereiken doel‘ te behouden voor de dienstjaren gepresteerd vóór de wijziging van het pensioenplan en de verplichting in hoofde van de onderneming om een minimum rendement te waarborgen bij de stelsels van het type 'vaste bijdrage'.
Volgens de studie van Mercer, bedraagt het totaal van de verplichtingen (in België en het buitenland) van de aangegane pensioenplannen van het type 'te bereiken doel' gepubliceerd door de BEL20-ondernemingen een luttele € 26,6 miljard wat, na aftrek van de opgebouwde reserves in pensioenfondsen of groepsverzekeringen, een schuld in de balans oplevert van € 10,7 miljard. Omgerekend betekent dit een dekkingsgraad van 60 %, welke beduidend lager is dan deze in ons omringende landen zoals in het Verenigd Koninkrijk (FTSE100) of Nederland (AEX25) waar een dekkingsgraad van respectievelijk 89% en 95% behaald wordt.
“Nochtans,” zegt Thierry Laloux, “merken we een groot verschil tussen de bedrijven. Bovendien, naast de dekkingsgraad van de verbintenissen met financiële activa, is vooral de relatieve waarde van de aanvullende pensioenschuld in verhouding tot de eigen middelen tekenend voor het reële risico van de onderneming. Het grootste risico lopen bedrijven met een relatief hoge pensioenschuld die weinig gefinancierd wordt.”
De cijfers spreken voor zich. Of ze nu het resultaat zijn van een huidige stellingname of van een politiek uit het verleden, stelsels van het type 'te bereiken doel' blijven sterk aanwezig. “Laten we ons echter niet vergissen,” zegt Thierry Laloux, “dergelijke stelsels zijn niet noodzakelijk duurder dan die van het type 'vaste bijdrage' bij gelijke prestaties voor de begunstigde. Het is wel zo dat de financieringskost meer fluctueert. Daarin ligt net de uitdaging voor het prudentieel beheer van instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening waarvan de principes in de wet van 27 oktober 2006 en het KB van 12 januari 2007 werden opgenomen.”