Landal GreenParks

zondag 2 januari 2011

29 DECEMBER 2010. - Wet houdende diverse bepalingen (I), bl. 83506.

29 DECEMBER 2010. - Wet houdende diverse bepalingen (I), bl. 83506.

TITEL 13. - Pensioenen

ENIG HOOFDSTUK. - Het bijhouden van een elektronische loopbaangegevensbank en een elektronisch pensioendossier voor het overheidspersoneel
Afdeling 1. - Definities
Art. 139. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° pensioenregeling van de overheidssector : één van de pensioenregelingen zoals bedoeld in artikel 38 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen;
2° werkgever : de overheid of de overheidsinstelling waarvan de personeelsleden en de gewezen personeelsleden met een vaste benoeming een rustpensioen genieten ten laste van een pensioenregeling van de overheidssector.
De verschillende exploitatiezetels, kantoren of regionale en centrale zetels van eenzelfde werkgever worden, ongeacht hun geografische lokalisatie, als één en dezelfde werkgever beschouwd.
De volgende overheden of overheidsinstellingen worden met een werkgever gelijkgesteld :
a) de overheid of overheidsinstelling die rust- of overlevingspensioenen toekent zoals bedoeld in artikel 38, 3°, van dezelfde wet van 5 augustus 1978 voor zover de PDOS deze pensioendossiers beheert;
b) de overheid of overheidsinstelling die personeelsleden in dienst heeft of in dienst heeft gehad van wie de PDOS de pensioendossiers beheert.
De overheid of de overheidsinstelling waarvan de personeelsleden en de gewezen personeelsleden met een vaste benoeming een rustpensioen genieten ten laste van de werknemersregeling dat eventueel wordt aangevuld met een aanvullende verzekering is geen werkgever in de zin van dit hoofdstuk voor zover de PDOS geen beheerstaken heeft te vervullen met betrekking tot de aanvullende verzekering of voor zover deze pensioenregeling niet valt binnen het toepassingsveld van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector;
3° personeelslid : de persoon in dienst van een in 2° van dit artikel bedoelde werkgever.
De persoon die rechten opbouwt op een rustpensioen zoals bedoeld in artikel 38, 3°, van dezelfde wet van 5 augustus 1978 wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld met een personeelslid;
4° loopbaan- en bezoldigingsgegevens : alle loopbaan- en bezoldigingsgegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling en de opvolging van de pensioenrechten in een pensioenregeling van de overheidssector, ongeacht of deze gegevens al dan niet betrekking hebben op diensten gepresteerd als vast benoemd personeelslid;
5° elektronisch attest : het elektronisch attest houdende een gevalideerde éénmalige verklaring van de werkgever dat wordt aangegeven via de portaalsite van de sociale zekerheid;
6° elektronisch attest « historische gegevens » : het elektronisch attest zoals bedoeld in artikel 137;
7° SIGeDIS : de vereniging zonder winstoogmerk Sociale Individuele Gegevens - Données Individuelles Sociales;
8° PDOS : de Pensioendienst voor de overheidssector;
9° pensioeninstellingen van de overheidssector : de PDOS en elke andere instelling die een pensioen in een pensioenregeling van de overheidssector toekent;
10° RSZ : de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
11° RSZPPO : de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten;
12° DmfA : de aangifte zoals bedoeld in artikel 21 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
13° DmfAppl : de aangifte zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 tot uitvoering van Hoofdstuk 1, afdeling 1, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.
Afdeling 2. - Gegevens aan te geven via DmfA/DmfAppl
Art. 140. § 1. De werkgever die aangesloten is bij de RSZ geeft de loopbaan- en bezoldigingsgegevens van zijn personeelsleden aan de RSZ aan door middel van de DmfA binnen de termijnen bepaald in artikel 33, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
§ 2. De werkgever die aangesloten is bij de RSZPPO geeft de loopbaan- en bezoldigingsgegevens van zijn personeelsleden aan de RSZPPO aan door middel van de DmfAppl binnen de termijnen bepaald in artikel 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 tot uitvoering van Hoofdstuk 1, afdeling 1, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.
Afdeling 3. - Punctuele gegevens
Onderafdeling 1. - Gegevens met betrekking tot het diploma
Art. 141. Indien het diploma een voorwaarde is voor de aanwerving of een latere benoeming, is de werkgever gehouden een elektronisch attest « gegevens met betrekking tot het diploma » aan te geven en te valideren voor zover deze diplomagegevens niet dienen opgenomen te worden in een elektronisch attest « historische gegevens » of voor zover een vorige werkgever geen elektronisch attest dient aan te geven en te valideren voor hetzelfde diploma.
Indien het diploma een voorwaarde was voor een aanwerving of een benoeming na 31 december 2010, wordt deze verplichting nagekomen binnen de termijn van een maand na de aangifte bedoeld in artikel 140 waarbij deze aanwerving of benoeming werd aangegeven.
Onderafdeling 2. - Gegevens met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsbetrekking
Art. 142. Wanneer de werkgever de arbeidsbetrekking definitief beëindigt na 31 december 2010, geeft hij een elektronisch attest « beëindiging arbeidsbetrekking » aan binnen de termijn van een maand nadat de arbeidsbetrekking werd beëindigd.
Afdeling 4. - Historische gegevens
Onderafdeling 1. - Algemene verplichte aangifte
Art. 143. De werkgever is gehouden voor elk personeelslid in dienst op 1 januari 2011 een elektronisch attest met betrekking tot de loopbaan- en bezoldigingsgegevens voor de periode tot en met 31 december 2010 aan te geven en te valideren vóór 1 januari 2016. Deze gegevens kunnen in voorkomend geval betrekking hebben op diensten gepresteerd bij andere werkgevers. Dit attest bevat eveneens de punctuele gegevens bedoeld in afdeling 3.
Behoudens toepassing van artikel 145 is de werkgever van deze verplichting ontheven voor het personeelslid voor wie hij vóór 1 januari 2016 een pensioendossier heeft overgemaakt aan de bevoegde pensioeninstelling van de overheidssector met het oog op de toekenning van een rust- of overlevingspensioen dat ingaat vóór 1 januari 2016.
Onderafdeling 2. - Vervroegde verplichte aangifte indien de loopbaan van het personeelslid een einde neemt tussen 1 januari 2011 en 1 januari 2016
Art. 144. In afwijking van artikel 143 van deze wet, geeft de in artikel 143 bedoelde werkgever voor elk personeelslid in dienst op 1 januari 2011 dat na deze datum bij hem uit dienst treedt zonder een rustpensioen bekomen te hebben een elektronisch attest « historische gegevens » aan en valideert het binnen de termijn van een maand na de uitdiensttreding van dit personeelslid.
Art. 145. De in artikel 143 bedoelde werkgever is gehouden voor elk personeelslid in dienst op 1 januari 2011 dat een aanvraag om rustpensioen indient, of naar aanleiding van wiens overlijden een aanvraag om overlevingspensioen wordt ingediend, een elektronisch attest « historische gegevens » aan te geven en te valideren binnen de termijn van een maand nadat hij de pensioenaanvraag heeft ontvangen, tenzij een elektronisch attest werd aangegeven overeenkomstig artikel 143 of 144.
Onderafdeling 3. - Verplichte aangifte indien de loopbaan van het personeelslid werd beëindigd vóór 1 januari 2011
Art. 146. De laatste werkgever bij wie een personeelslid vóór 1 januari 2011 uit dienst is getreden zonder een rustpensioen bekomen te hebben, is gehouden een elektronisch attest « historische gegevens » aan te geven en te valideren binnen de termijn van een maand vanaf de ontvangst van een aanvraag om rustpensioen.
Art. 147. De laatste werkgever bij wie een personeelslid vóór 1 januari 2011 uit dienst is getreden zonder een rustpensioen bekomen te hebben, is gehouden een elektronisch attest « historische gegevens » aan te geven en te valideren binnen de termijn van een maand vanaf de inkennisstelling van de ontvangst van een aanvraag om overlevingspensioen.
Onderafdeling 4. - Verplichte aangifte indien een personeelslid in dienst treedt na 1 januari 2011
Art. 148. De eerste werkgever bij wie een personeelslid na 1 januari 2011 in dienst treedt is gehouden voor dit personeelslid een elektronisch attest « historische gegevens » aan te geven en te valideren binnen de termijn van een maand na het verstrijken van de termijn waarbinnen de eerste aangifte bedoeld in artikel 140 voor dit personeelslid moest worden gedaan, tenzij een elektronisch attest dient te worden aangegeven en gevalideerd overeenkomstig artikel 143 of 144.
Onderafdeling 5. - Verplichte aangifte indien een werkgever pas na 1 januari 2011 onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt
Art. 149. De werkgever die pas na 1 januari 2011 onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt, is gehouden voor elk personeelslid een elektronisch attest « historische gegevens » aan te geven en te valideren binnen een door de PDOS te bepalen termijn.
In dit geval dekken de historische gegevens de loopbaan- en bezoldigingsgegevens die betrekking hebben op de periode vóór de periode die gedekt wordt door de eerste in artikel 140 bedoelde aangifte van de werkgever en enkel voor zover deze periode nog niet werd opgenomen in een elektronisch attest bedoeld in artikelen 143, 144, of 148 of in een in artikel 140 bedoelde aangifte.
Onderafdeling 6. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 150. De artikelen 145 tot 147 zijn enkel van toepassing indien het rust- of overlevingspensioen wordt toegekend of beheerd door de PDOS en :
- hetzij dit pensioen ingaat na 31 december 2012;
- hetzij de pensioenaanvraag bij de PDOS toekomt na 31 december 2012, waarbij de poststempel als bewijs geldt.
Art. 151. Indien meerdere werkgevers een elektronisch attest « historische gegevens » aangeven, dan bevat het attest « historische gegevens » van elke werkgever de historische gegevens die betrekking hebben op de bij hem gepresteerde diensten en op de bij een andere werkgever gepresteerde diensten, met uitzondering van de diensten gepresteerd bij de werkgever die eveneens gehouden is een attest « historische gegevens » aan te geven.
Art. 152. § 1. De aangifte kan uitsluitend elektronisch verricht worden volgens de voorschriften van het referentiedocument voor de volledige en gedetailleerde beschrijving van alle aangifte-elementen in het elektronisch attest.
§ 2. Binnen een termijn van een maand na de validatie door de werkgever van het elektronisch attest « historische gegevens » verstuurt de PDOS een overzicht van de door de werkgever verklaarde loopbaan- en bezoldigingsgegevens aan het personeelslid.
§ 3. Indien het personeelslid niet instemt met de verklaarde loopbaan- en bezoldigingsgegevens richt hij een aanvraag voor aanvulling of verbetering van de gegevens aan de werkgever die het elektronisch attest « historische gegevens » heeft gevalideerd.
§ 4. De werkgever beslist binnen een termijn van vier maanden na de ontvangst van de in paragraaf 3 bedoelde aanvraag van het personeelslid of een aanvulling of verbetering van de gegevens noodzakelijk is.
§ 5. Indien de werkgever meent dat geen aanvulling of verbetering van de gegevens noodzakelijk is of indien de werkgever geen beslissing neemt binnen de vier maanden na de afgifte van de in paragraaf 3 bedoelde aanvraag van het personeelslid, kan het personeelslid de betwiste loopbaan- en bezoldigingsgegevens aan de PDOS voorleggen.
De PDOS deelt binnen de vier maanden na deze voorlegging een beslissing over de loopbaan- en bezoldigingsgegevens mee aan de werkgever en het personeelslid en vult aan of verbetert desgevallend de verklaarde loopbaan- en bezoldigingsgegevens.
Art. 153. De werkgever die voor een personeelslid wiens rust- of overlevingspensioen wordt toegekend door de PDOS het attest « historische gegevens » heeft aangegeven, is niet meer gehouden een pensioendossier over te maken aan de PDOS.
Afdeling 5. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 154. De loopbaan- en bezoldigingsgegevens waarvan aangifte is gedaan overeenkomstig de afdelingen 2 tot 4 zijn rechtsgeldig tot het ogenblik waarop een verbeterde aangifte wordt gedaan of tot het bewijs van het tegendeel.
Art. 155. SIGeDIS bewaart en beheert de gegevens zoals bedoeld in afdelingen 2 en 4 op elektronische wijze en stelt deze ter beschikking van de pensioeninstellingen van de overheidssector.
Met het oog op de uitvoering van dit hoofdstuk sluiten de pensioeninstellingen van de overheidssector en SIGeDIS een samenwerkingsakkoord waarin alle nodige afspraken worden vastgelegd over de doorstroming van de elektronische loopbaan- en bezoldigingsgegevens overeenkomstig de machtigingen daartoe afgeleverd door het Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid bedoeld in artikel 3 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Art. 156. De pensioeninstellingen van de overheidssector bewerken de elektronische loopbaan- en bezoldigingsgegevens tot pensioengegevens en houden een elektronisch pensioendossier bij.
Art. 157. Voor zover de PDOS de pensioendossiers van de personeelsleden van een werkgever die op 1 januari 2011 onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt niet beheert, deze werkgever stelt de PDOS in kennis van het administratief en geldelijk statuut van zijn personeel binnen de termijn van een maand na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, maar ten vroegste binnen de termijn van een maand na de bekendmaking ervan.
De werkgever die pas na 1 januari 2011 onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt, stelt de PDOS in kennis van het administratief en geldelijk statuut van zijn personeel binnen de termijn van een maand nadat hij onder het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt.
De werkgever is gehouden het administratief en geldelijk statuut van zijn personeel ter beschikking te stellen van de PDOS indien deze hierom verzoekt.
De werkgever stelt de PDOS in kennis van de wijzigingen in het administratief en geldelijk statuut van zijn personeel die een weerslag hebben op de pensioenrechten in de overheidssector binnen de termijn van een maand na de officiële goedkeuring van deze wijzigingen.
Afdeling 6. - Toezicht
Art. 158. De werkgever bewaart een afschrift van de in artikel 140 bedoelde aangifte samen met alle verantwoordingsstukken en gegevens op basis waarvan hij deze aangifte heeft gedaan tot het verstrijken van een termijn van vijf jaar na de aangifte.
Art. 159. De werkgever bewaart alle verantwoordingsstukken en gegevens op basis waarvan hij het elektronisch attest « historische gegevens » heeft gevalideerd tot het verstrijken van een termijn van zes maanden na de pensionering van het personeelslid of tot het ogenblik waarop de PDOS hem van deze bewaarplicht ontlast.
Art. 160. Op verzoek van de ambtenaren van de PDOS verstrekken de werkgevers kosteloos alle inlichtingen, documenten of een afschrift ervan die zij nuttig achten om de toepassing van dit hoofdstuk te controleren.
Art. 161. Indien de ambtenaren van de PDOS bij het uitoefenen van het toezicht vaststellen dat een werkgever een onvolledige of onjuiste aangifte heeft gedaan, kunnen zij deze werkgever binnen een termijn van vijf jaar na zijn onvolledige of onjuiste aangifte ertoe verplichten een verbeterde aangifte te doen binnen de termijn van een maand overeenkomstig hun instructies.
Indien deze vaststelling meer dan vijf jaar na de aangifte plaats heeft, verbeteren deze ambtenaren ambtshalve de loopbaan- en bezoldigingsgegevens in het elektronisch pensioendossier.
Afdeling 7. - Responsabilisering
Art. 162. Indien een pensioeninstelling van de overheidssector een te hoog pensioenbedrag uitbetaalt omdat de werkgever bij het vervullen van de in dit hoofdstuk voorgeschreven verplichtingen de pensioenwetgeving opzettelijk niet heeft nageleefd, vordert hij het gedeelte van de schuld dat hij niet kan terugvorderen van de sociaal verzekerde, terug van de werkgever.
Afdeling 8. - Inwerkingtreding
Art. 163. § 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van §§ 2 en 3, treedt dit hoofdstuk in werking op 1 januari 2011.
§ 2. Voor de werkgevers waarvan het pensioen van hun personeelsleden niet toegekend of beheerd wordt door de PDOS, is afdeling 4 slechts van toepassing voor zover de werkgever een overeenkomst heeft gesloten met de PDOS waarin hij zich ertoe verbindt de verplichtingen voorzien in die afdeling na te leven.
§ 3. Voor de werkgevers voor wie de PDOS bevoegd is om de wettelijkheid en het bedrag van het pensioen van hun personeelsleden te controleren, bepaalt de koning de inwerkingtreding van afdeling 4. Deze datum kan in voorkomend geval verschillend zijn naargelang de betrokken werkgever
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij :
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij : Familus - 149 euro korting
Jobaanbiedingen mogelijk dankzij : Landal GreenParks